twee maanden handgeld bij het aannemen. Zodra zij aan boord waren dienden ze
mee te werken aan het klaarmaken en naar buiten brengen van het schip. Omdat
ze vanaf dat moment recht hadden op voeding werden ze in het algemeen zo kort
mogelijk vóór vertrek aangemonsterd.14 De bemanning werd allereerst gezocht in
Middelburg en Vlissingen. Half september, toen de vertrekdatum in zicht kwam,
was men daar voor de officieren en gekwalificeerden aardig in geslaagd. Beide kapi
teins en alle stuurlieden waren afkomstig uit Vlissingen terwijl het merendeel van
het overige reeds aangenomen personeel in ieder geval uit Zeeland kwam. Voor
de Jonge Jacob ontbraken nog 28 matrozen (van wie er één een trompetter moest
zijn) en voor de Eendracht 13 man en een oppermeester.15 Op 23 september werd
de volkhouder Jonas Hoop in Amsterdam, een vaste relatie van de directeuren,
geschreven deze mensen te sturen.16 Ruim veertien dagen later arriveerde het be
nodigde contingent behalve twee man die onderweg in Gouda waren weggelopen.
Bijna allen - op twee man na - waren buitenlanders, de meesten uit Scandinavië
en Noord-Duitsland.17
REDELIJKE REYZE
47
In de maand juni werkte de directie aan de inkoop van voeding voor de beman
ning. Daartoe werden leveranciers van etenswaren uitgenodigd om in te schrijven
op de aanbestedingen. De aanbestedingen voor gort, spek, stokvis en andere victua
liën liepen naar tevredenheid. De prijs die voor 'brood' (het harde dubbelgebakken
scheepsbeschuit) gevraagd werd vond de directie echter te hoog. Daarom werd nu
alle bakkers van de stad gevraagd om in te schrijven. Het reglement van de MCC
schreef voor dat allereerst zaken gedaan moest worden met leveranciers die een aan
deel in de Compagnie hadden mits zij niet meer vroegen dan niet-aandeelhouders.
Deze tweede aanbesteding leverde inderdaad lagere prijzen op.18 Het ging om be
hoorlijke hoeveelheden. Bij vertrek had de Jonge Jacob ruim 13.000 pond 'hard
brood' aan boord en de Eendracht 9.200 pond.19 Bij de Admiraliteit en de VOC
werd gerekend met 4 tot 5 pond per man per week.20 Het is waarschijnlijk dat
voor de transatlantische reizen van de Commercie Compagnie ongeveer dezelfde
maatstaf gold. Voor de Jonge Jacob zou bij 4 pond per man per week de voorraad
voldoende moeten zijn geweest voor een reis van 51 weken en voor de Eendracht
slechts 44 weken. Ook bij onmisbare voedingsmiddelen als gort, erwten, stokvis,
rookspek en gezouten vlees is een dergelijke discrepantie zichtbaar, zelfs rekening
houdend met het grotere aantal eters aan boord van de Jonge Jacob.21 Wellicht werd
bij het vertrek rekening gehouden met de mogelijkheid dat bij goede handelsre
sultaten de Eendracht eerder zou terugkeren dan de Jonge Jacob. Een mogelijkheid
die in artikel 3 van de Instructie was genoemd.22 Die deed zich echter niet voor en
tegen het einde van de reis moest Eendracht een paar keer voedsel van de Jonge Jacob
overnemen.23 Omdat we niet weten met welke vermoedelijke reisduur de directie
rekende is niet te bepalen welk rantsoen per man het uitgangspunt was. Het laatste
schip dat thuisvoer terwijl de directie bezig was met de inkoop van de voeding voor
de Jonge Jacob en de Eendracht, de Beurs van Middelburg, was 58 weken weggeweest
en had zelfs wat victualiën overgehouden.24 Bij de berekening van de benodigde
hoeveelheden zal zijn meegenomen dat het in het Caraïbische gebied vaak mo
gelijk was vers vlees te kopen. Vis en schildpadden konden eveneens het dagelijks
rantsoen aanvullen. Er gingen behoorlijke hoeveelheden bier, witte wijn en jenever
mee. Dat kon niet zo gemakkelijk aangevuld worden, maar eenmaal in het handels
gebied aangekomen was altijd wel vers water te vinden. Hoeveel water aan boord