De uitreis, 4 november - 15 december 1738 52 REDELIJKE REYZE Zodra dit alles naar tevredenheid geregeld was en de schepen gereed waren, werden ze op 30 september alvast van Middelburg naar de rede van Rammekens gebracht. Middelburg zelf lag middenin het eiland Walcheren, maar was met een gegraven kanaal verbonden met open water. Nadat ook de in Amsterdam gehuurde beman ningsleden op 10 oktober waren gearriveerd en met lichters het kruit en de laatste verse victualiën waren geladen kon de reis beginnen. Uiteraard was het nog wachten op gunstige oostelijke wind om de monding van de Westerschelde uit te komen. Op 4 november 1738 was het zover.48 Van beide kapiteins is hun journaal van de reis bewaard gebleven, allebei netjes en leesbaar geschreven.49 De schepen zijn nagenoeg de gehele reis bij elkaar gebleven en de journalen geven dan ook vrijwel gelijklopende gegevens over route, wind en weer. In andere opzichten verschillen zij sterk. Blonkenbijle geeft meer details over handelszaken en noteert minder nautische bijzonderheden dan Megem. Van Megem krijgen we uitvoerige topografische beschrijvingen van eilandjes, riffen, vaarwaters en ankerplaatsen. Blonkenbijle daarentegen kon zich wel eens laten gaan in dichterlijk taalgebruik zoals het ontluiken van de ochtendzon en het doorklieven van de zee.50 In de 'klad(negotie)boeken' is de reis ook vrij nauwkeurig te volgen omdat daarin dagelijks werd genoteerd wat waar verhandeld werd.51 De reis valt in drie onderdelen uiteen: de uitreis, de handelsactiveiten in de Caraïbische Zee en vervolgens de terugreis naar Middelburg. Het eerste deel beslaat de oversteek naar het Caraïbische gebied en loopt van 4 november tot de aankomst bij Trinidad op 15 december 1738; het tweede deel omvat de periode van begin januari 1739 tot midden maart 1740, dan liggen beide schepen een dag of tien in Port Royal (Jamaica) ter voorbereiding van de terugreis. Het derde deel begint bij het vertrek van Jamaica op 16 maart en eindigt 18 juni 1740 met het binnenlopen van de Deurloo. In de ochtend van 4 november ging de wind naar het zuidoosten en lichtten beide schepen hun ankers. Samen met nog twee schepen koersten ze door het Nauw van Calais en het Kanaal langs de Zuidkust van Engeland. In de namiddag van 7 november noteerde Megem in zijn journaal dat hij 'Goustaart' (Start Point, zuid oost van Plymouth) in het noordnoordwesten op 20 mijl peilde en dat dit hem op 49°55' noorderbreedte en 3°38' westerlengte positioneerde.52 Vanaf dat punt begon hij bestek bij te houden. Ook Blonkenbijle hield van daar af zijn bestek bij.53 Onder wisselende weersomstandigheden met regen en soms stormachtige winden hielden de schepen meest zuidelijke en zuidwestelijke koersen aan. Geen van beide kapiteins vermeldde expliciet dat zij elkaar in het oog hielden, wel dat zij af en toe de twee andere schepen waarmee zij waren uitgevaren zagen.54 Dit soort bijzonder heden werd vermeld naast de voor elke dag gebruikelijke optekening betreffende de wind en het weer, de plaatsbepaling, de koersen en de geschatte afgelegde afstand. Verder was er wel bijna elke dag iets te noteren over wijzigingen en reparaties aan het schip zelf, tuigage en zeilen. Op 9 november bijvoorbeeld staat in het jour naal van de Eendracht dat het schip veel water maakte en er voortdurend gepompt moest worden. Drie dagen later brak een ra. Deze bleek verrot te zijn en moest

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2015 | | pagina 54