60 REDELIJKE REYZE toe Spanjaarden aan boord die geen ander nieuws hadden dan de al bekende be richten over de Spaanse wachtschepen. Brieven werden naar de wal gezonden om contacten te leggen met Spaanse kooplieden. Het was Blonkenbijle die dit in zijn journaal vermeldde. Kopieën van die brieven zijn niet bewaard gebleven, evenmin als de namen van de geadresseerden. De regio rond Maboa was echter al jaren een vaste ontmoetingsplaats voor schepen van de Commercie Compagnie. Er was een netwerk van relaties opgebouwd.90 Het ging overigens om een gevaarlijk gebied vol eilandjes, riffen en ondiepten dat alleen met gunstige winden en steeds lodend bevaren kon worden. Pas op 20 april kwamen ze in de Ensenada (baai) Maboa ten anker. Daar was het wachten op berichten, water halen en verdere werkzaamheden, onder meer het klaarmaken en bewapenen van de sloepen om de koopwaar naar en van de wal te transporteren. Als het even kon werd gevist om de voeding aan te vullen. Af en toe kwamen er berichten dat de controle van de Spaanse overheid op de handel heel streng was, maar dat de kooplieden zouden komen zodra het mo gelijk was. De schepen - de Wilhelm en de Vrijheyd waren een eindje noordelijker bij Cayo Tamayo voor anker gegaan - hielden onderling contact en een enkele keer kwam een koopman aan boord met wat handel.91 Begin mei leek er schot in de zaak te komen toen een verzoek van de wal kwam om een prijslijst op te stellen van alle goederen die ze konden aanbieden. Op 2 mei ver trok de Eendracht naar de ligplaats van de Vrijheyd terwijl de Vrijheyd 's avonds bij Maboa ten anker kwam. De volgende dag was de Eendracht al weer terug. Een re den hiervoor staat niet genoteerd. Het was vermoedelijk een verkenningstrip in een zeer moeilijk vaarwater. Gedurende deze en de volgende dagen noteerde Megem in zijn journaal uiterst gedetailleerd topografische gegevens, peilingen genomen van herkenbare punten, zeilaanwijzingen en ankerplaatsen. Verder viel er weinig anders te doen dan dagelijks water halen, het schip verzorgen en op berichten wachten. Op 4 mei kwam eindelijk een positief bericht van de kooplieden met wie Blonkenbijle correspondeerde. Zij lieten hem weten dat ze aan het onderhandelen waren met de Spaanse bewaking. Zodra ze daarmee rond waren zouden ze aan boord komen.92 De ochtend van de 6e mei gingen de Eendracht en de Vrijheyd alvast onder zeil in de richting van Santa Cruz, waar zij bij 'Halve Maan kaaij' (Cayo Media Luna) voor anker gingen. Deze kaaij lag aan de route van Santa Cruz naar open zee. Hier was wat meer kans informatie te krijgen van passerende barken. Blonkenbijle bleef bij Maboa liggen en had af en toe wat handel. Tien dagen later kreeg hij bericht van de wal dat het nog wel vijf of zes dagen zou duren voordat de kooplieden konden komen. In de avond van de 16e mei ontving hij via een Engelse bark echter een brief van Megem uit Santa Cruz met het verzoek daarheen te komen. Deze had een koopman uit Havana aan boord gekregen die zei makelaar te zijn voor een grote handelstransactie bij het Isla de Pinos.93 Blonkenbijle besloot niet langer bij Maboa te blijven wachten en vertrok om zich bij Megem en Laerman te voegen. Het ging om handel ter waarde van '30.000 stukken van achten'. Bovendien zouden ze - vol gens de Havanese koopman - wellicht de rest van hun cargasoen kunnen verkopen of ruilen tegen huiden. Daar de handel bij Maboa in de voorbije weken erg teleur stellend was verlopen besloten ze op het aanbod in te gaan. De koopman vertrok met de Engelse bark naar Jamaica met de afspraak hen bij het Isla de Pinos weer te ontmoeten.94

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2015 | | pagina 62