REDELIJKE REYZE 65 Cuba Cayos Cayos Sevilla Cayo Tamayo Bayama ca 10 miil Cayo Media Cayo Blanco Kaart 7. Tussen de kaaijen bij Maboa: april mei 1739 en augustus 1739 februari 1740. raadzaam om te lang op één plek te blijven. Van de wal kwamen berichten dat een Spaanse kaper jacht op hen maakte. Zo'n kaper kon hen het leven behoorlijk lastig maken, al was Spanje niet met de Republiek in oorlog. Ook hielden Spaanse soldaten de kooplieden tegen. Megem vertrok daarom 6 november maar weer naar Maboa waar Blonkenbijle zich op de 9e bij hem voegde. De volgende dagen kregen ze daar kano's met huiden aan boord. Ook de eigen boten werden geregeld wegge stuurd. De verkoop van het cargasoen verliep eveneens zeer redelijk.112 Ondertussen werd elke dag gewerkt aan de schepen en ook de lading vereiste constante zorg. De ingekochte huiden waren soms nog te vochtig en moesten gedroogd worden. Aan boord was daar weinig ruimte voor. Als er gelegenheid was, werden ze naar de wal gebracht om daar te drogen.113 Op de 17e november vertrok de Jonge Jacob weer naar het Noorden, naar de Cayos Sevilla, om tenslotte bij Cayo Romero ten anker te gaan. Daar kwamen kooplieden aan boord met een behoorlijk bedrag aan contanten om cargasoen te kopen. Na gedane zaken liet Blonkenbijle hen met hun inkopen met de sloep naar de wal brengen. Megem bleef nog een paar dagen liggen bij Maboa, voordat ook hij in noordelijke richting ging. Blonkenbijle had inmiddels gezelschap gekregen van een Engelse kaper die in zijn zicht een Spaanse kano onderschepte en overmeesterde. Op de 28e kwam een kano aan boord met het verzoek of één van de schepen bij Bayama kon komen voor handel. Na overleg besloten ze dat Megem daarheen zou gaan, maar dat ze in elkaars zicht zouden blijven om elkaar zonodig te assisteren. Nadat Megem vertrokken was, kreeg Blonkenbijle echter kooplieden aan boord die berichtten dat het een list was geweest om hen uit elkaar te krijgen. Blonkenbijle zond ogenblikkelijk een sloep naar Megem, die inmiddels bij de Cayos Sevilla lag, om hem terug te halen. Vier dagen later, 4 december, kwamen twee Engelse kapers bij hen ten anker, één boven en één beneden de wind. Ze hadden buitgemaakte goederen bij zich die ze de afgelopen dagen hadden verworven. Na twee dagen vertrok één Engelsman. Vermoedelijk daardoor misleid durfde een Spaanse kano met huiden het aan om naar de Jonge Jacob en de Eendracht te komen. De andere Engelsman overmeesterde de kano, confisqueerde de huiden en bood ze vervolgens aan Blonkenbijle en Megem te koop aan. Dit herhaalde zich nog een paar keer. Al

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2015 | | pagina 67