REDELIJKE REYZE 69 vierde man, Pieter Cornelissen, werd verder niets genoteerd.126 De matrozen van de Lovely Betty werden afbetaald en gingen over naar de Engelsen.127 Nadat de bijboten binnenboord waren gehaald, konden ze op 16 maart naar patria vertrekken.128 Door de Bahama's naar buiten, 16 maart 6 april 1740 Na het vertrek van Port Royal duurde het door de zwakke oostelijke winden vijf dagen om de oostpunt van Jamaica te ronden. Bij zonsopgang op de 21e maart peilden ze eindelijk het eilandje Navassa in het noordnoordoosten. Vandaar werd koers gezet naar Cape St. Nicolas op Hispaniola om via de Windward Passage de Caraïbische Zee te kunnen verlaten. In het noorden was een groot schip zichtbaar dat jacht op hen leek te maken. De volgende ochtend lag het echter in het zuidwes ten achter hen. De wind was wisselend en viel tenslotte geheel weg. In de loop van de 23e stak uit het noorden een steeds toenemende storm op, zodat de Passage niet te bezeilen was. Ook kwam af en toe dat schip weer in zicht. Na dagen martelen draaide de wind op 28 maart naar het oosten en konden ze de Passage achter zich laten. Nu moest men nog tussen de eilandjes en riffen van de Bahama's door varen. Tegen de middag peilden ze Great Inagua in het noordoosten en zagen daar twee schepen waarvan één een Franse vlag voerde. Dit schip kwam in de avond zó dicht bij de Eendracht dat Megem een waarschuwingsschot loste, waarop de Fransman afhield. De volgende ochtend koersten ze eerst in westelijke richtingen om vrij te zeilen van het eilandje 'Mira par fuera' (Mira por Vos). Daarna nam het al kruisend vanwege de noordelijke winden nog meer dan een week om via de Crooked Island Passage open zee te bereiken. In de avond van 5 april liep de wind om naar het oost zuidoosten en konden ze noordelijke koersen gaan aanhouden. Op beide schepen was men ook begonnen weer dagelijks bestek bij te houden. Megem noteerde op 6 april 24049' NB en 74026' WL, Blonkenbijle 24033' NB en 74024' WL.129 Oversteek naar Plymouth en vandaar naar Middelburg, 6 april -18 juni 1740 De eerste weken van de thuisreis werden gekenmerkt door gunstige winden, meest uit richtingen tussen zuid en west. Wel had Megem op de Eendracht al vanaf het vertrek van Jamaica voortdurend schade. Het touwwerk van het grootwant was volkomen versleten en brak herhaaldelijk. Ook diverse rondhouten gaven zorgen. Op 26 maart was het kluifhout gekraakt en de 30e de voorsteng.130 Alles werd zo goed mogelijk gerepareerd, maar het bleef lapwerk.131 Rond 23 april sloeg het weer om en werd het buiig met regen. Megem noteerde die dag 35046' NB en 48032' WL, Blonkenbijle 35053' NB en 52017' WL. Twee dagen later stond er een storm uit het noorden zodat ze genoodzaakt waren zeil te minderen en bij te liggen in zuidoostelijke richting. De volgende dagen was de wind variabel en kwam hij voor namelijk uit richtingen tussen noord en oost. Op 5 mei echter - ze waren toen op ongeveer 420 NB en 400 WL - stak de storm opnieuw op uit het zuidoosten en wel zo hevig dat Blonkenbijle in zijn journaal de volgende ontboezeming noteerde: 'de zee was vreeslijk hoog welk grouwsaame diepe kolken verwekte waarin met ons scheepje sommige als bedekt waaren en dan weder hemelshoog gevoerd wierd'.132 Daarmee kwamen ze wel noordelijker, maar pas vanaf 16 mei konden weer oostelij ker koersen worden aangehouden. Het werd toen ook beter weer. Tijdens de storm had de Eendracht een sterfgeval. In het begin van de middag van 10 mei was de ondermeester, Jacob Columbin uit Den Haag, overleden. Om 6 uur 's avonds kreeg

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2015 | | pagina 71