70
REDELIJKE REYZE
hij een zeemansgraf, begeleid door een kanonschot. Op 18 mei waren ze gevorderd
tot ongeveer 45030' NB en 310 WL. Op de 19e zagen ze in de verte enkele schepen,
die echter niet voor hen wilden bijdraaien. Op de 20e was het mooi weer met een
zwakke zuidoostenwind. In de ochtend lukte het met een paar schoten om een
tegemoet komende Engelse brigantijn te stoppen. Megem zond de sloep naar hem
toe om nieuws en om wat victualiën van hem te kopen. De Engelse kapitein zei dat
hij zeven dagen tevoren uit Dublin met bestemming New York was vertrokken en
dat het op dat moment alleen tussen Engeland en Spanje oorlog was. Volgens zijn
bestek was hij 150 mijl zuid van Ierland. Aan victualiën kon de Engelsman alleen
een vat vlees en wat spek missen. Tegen de avond praaiden ze een ander schip, een
Engelsman uit Londen op weg naar Philadelphia en Jamaica, die giste ongeveer 180
mijl van Lizard Point te zijn. Van hem kocht Megem een vat spek en een zak erw
ten. Met behulp van bestekgegevens die zij hadden overgenomen van de Engelsen,
bepaalden Megem en Blonkenbijle op 21 mei dat ze op ongeveer 48° NB en 25°35'
WL waren. Het was een paar dagen mooi weer met zwakke westenwind en af en
toe windstilte, een mooie gelegenheid om de scheepshuid buitenboord schoon te
maken, zodat zo goed mogelijk vaart gelopen zou kunnen worden wanneer de wind
weer zou opsteken. De voorraden begonnen nu echt op te raken.133
Het grootste deel van de terugreis was achter de rug. Elke dag waren schepen te
zien en op de 22e veranderde de kleur van het zeewater, maar loden gaf nog geen
grond. Op 24 mei kregen ze grond op ongeveer 160 meter. De volgende dag ech
ter draaide de wind naar het oosten en wakkerde wat aan. Opnieuw had Megem
schade. Al eerder, op 20 mei, had hij het op 26 maart gekraakte kluifhout, waarvan
de reparatie het niet hield, moeten inkorten. Op de 28e ging de voorsteng in twee
stukken overboord en nam de grootbramsteng mee. Er zat niets anders op dan het
schip te laten drijven met de kop om de noord. Blonkenbijle deed hetzelfde om in
de buurt te blijven. In de loop van de middag werd van de bootsmast een nieuwe
grootbramsteng gemaakt en was de zaak zover geklaard dat er weer zeil gemaakt
kon worden. Het nam nog twee dagen om de grootbramra en de voorbramra op
te brengen. Ondanks deze tegenslag kon het toch niet lang meer duren voordat
er land in zicht kwam. In de ochtend van 31 mei praaiden ze een Nederlands
schip, de Blaauwe Pot, op weg van Amsterdam naar Smirna. De kapitein, Lodewijk
Westerveld, deelde mee dat ze Lizard Point op 36 mijl noord ten oosten hadden.
In de middag peilden ze Lizard op ongeveer 16 mijl in het noordwest ten noor
den. Het bleek dat ze oostelijker waren dan het gegiste bestek. Dat viel mee, want
het eten aan boord was volkomen op. In de vroege ochtend van 2 juni hadden ze
Eddystone in het noorden en kregen ze een Engels scheepje langszij dat ze opdracht
gaven alvast wat proviand van de wal te halen. Maar toen bleek dat het niet voor de
avond terug kon zijn, besloten ze toch zelf Plymouth binnen te lopen. In de namid
dag gingen ze daar in de West Comfort haven voor anker.134
Aanvankelijk was het windstil weer, wat een goede gelegenheid was om de schepen
schoon te maken, op te ruimen en victualiën aan boord te krijgen. Het gaf ook de
kans alvast naar Middelburg te schrijven dat ze behouden in Engeland waren aan
gekomen en wel spoedig thuis zouden zijn. Een samenvatting van de handelsresul
taten werd bijgevoegd.135 Maar op 5 juni stak een een korte, hevige onweersstorm
op uit het zuidoosten die het nodig maakte stengen en ra's te strijken. Daarna was
het weer dagen lang windstil of zuidoostelijke wind. Op de 13e juni tenslotte kon-