Middelburg, 19 juni - ultimo december 1740
REDELIJKE REYZE
71
den ze, samen met een groot aantal andere schepen, met de wind uit noordelijke
en westelijke richtingen uitvaren. De eerste paar dagen schoot het niet erg op, de
wind was variabel en viel af en toe helemaal weg. In de middag van de 16e ging de
wind naar het zuidwesten en kon vaart gemaakt worden. Blonkenbijle stelde in zijn
journaal tevreden vast dat zij alle andere schepen 'de spiegel lieten zien'. Jammer
genoeg werd het mistig zodat slechts klein zeil gevoerd kon worden. De wind bleef
gelukkig westelijk en nam in de loop van de dag toe met helder weer. Op 17 juni
hadden ze met zonsondergang het Kasteel van Dover in het noordnoordoosten
op 10 mijl. De volgende morgen was het mistig maar in de loop van de ochtend
klaarde het op. In het begin van de middag nam Megem een Blankenbergse loods
aan boord en aan het eind van de dag dreven ze met een matige westenwind op de
vloed naar binnen, ruim 19 maanden nadat ze vertrokken waren.136
Tijdens de reis hadden Blonkenbijle en Megem een paar keer kans gezien berichten
omtrent hun ervaringen naar de directie te sturen, begin maart 1739 via Curasao,
half mei met de thuisvarende Vrijheyd en Wilhem, en in augustus en september via
Jamaica vanuit Isla de Pinos en Cayo Media Luna. Deze brieven waren respectieve
lijk eind mei, begin september en half december 1739 in Middelburg ontvangen.137
Ook uit Plymouth hadden de kapiteins geschreven maar die brieven arriveerden
slechts één dag voor hun eigen aankomst.138 De directeuren waren dus globaal op
de hoogte. Zodra de schepen in Middelburg aan de kade lagen, brachten de kapi
teins mondeling rapport uit op het kantoor. Alvorens te mogen lossen moest aan
gifte gedaan worden bij de WIC. De aangifte bij vertrek had ver onder de werke
lijke waarde gelegen. Ook de aangifte bij aankomst was veel te laag. De waarde van
de retourgoederen - de contanten hoefden niet aangegeven te worden - bedroeg
voor de Eendracht bijna 33.000 gulden. Op de aangifte stond aanvankelijk 10.500
gulden, maar dit werd gecorrigeerd naar 12.000. Hierover werd 2,5 geheven,
dus 300 gulden. Hetzelfde gold voor de Jonge Jacob. De retourgoederen aan boord
van dat schip waren meer dan 58.000 gulden waard; hiervan werd 18.000 gulden
aangegeven. De 'goede vrinden' kregen hun vaste douceur.139
Ook over de bemanning rapporteerden de kapiteins. Hadden de bemanningsleden
op behoorlijke wijze hun plicht gedaan dan ontvingen zij zo spoedig mogelijk hun
gages, verdiend tot en met de dag van aankomst op 't Vlakke onder aftrek van de
twee maanden handgeld bij aanmonstering.140 Daar beide kapiteins zich tevreden
betoonden over het gedrag van de bemanning - ook in de journalen is nergens
sprake van bestraffingen - werden de gages uitbetaald.141 De erfgenamen van on
derweg overledenen ontvingen aan verdiende gages een bedrag berekend tot de
dag van overlijden plus de volledige parten waarop de mannen recht gehad moch
ten hebben.142 De bezittingen van de overledenen waren tijdens de reis aan boord
verkocht aan medeschepelingen. De opbrengst daarvan werd door de Compagnie
eveneens aan de nabestaanden uitgekeerd.143 De twee matrozen van de Beurs van
Middelburg die in Jamaica aan boord van de Jonge Jacob waren gekomen, kregen de
dagen die zij daar gediend hadden uitbetaald. Zij ontvingen ook alsnog het loon
dat zij aan boord van de Beurs zouden hebben verdiend als zij die hele reis zouden