REDELIJKE REYZE 73 naam niet voor, misschien was hij de schrijver. Als de beschuldigingen waar waren, dan betekende dat een ernstige overtreding van de Instructie die zeker gestraft had moeten worden met inhouding van gages en emolumenten, maar daar was geen sprake van. In de notulen van de directie was de ontvangst van de verklaring niet genoteerd, hoewel elke vergaderdag begon met het vastleggen van ingekomen stuk ken. Daarentegen ligt in het archief wel een nota van notaris Daniel Zutterman, gedateerd 24 juni, voor 24 stuivers voor 'sekere onderhandtse verklaringe van Pieter Berghuijs, secretaris van den Eendragt'. De directeuren moeten dus echt wel op de hoogte zijn geweest. Zij hebben er echter niets mee gedaan. Megem en Berghuijs ontvingen beiden de hun toekomende gages en parten. Berghuijs keerde terug naar Amsterdam, waar hij vandaan kwam, en Megem kreeg weer een aanstelling tot kapitein voor de volgende uitreding van de Eendracht.153 De directeuren zullen hun redenen hebben gehad om de zaak binnenskamers af te handelen, maar welke dat zijn geweest is niet te achterhalen. De eindafrekening van de reis kon pas worden opgemaakt nadat de thuisgebrachte retouren verkocht waren en alle kosten in mindering gebracht. Direct na het lossen werden de goederen nagekeken en verdeeld in kavels voor de veiling. Het reglement van de Compagnie schreef openbare veiling voor, hoewel in bijzondere gevallen daar wel eens van werd afgeweken.154 De retouren van deze reis werden echter regu lier ter veiling gebracht: de tabak, suiker en cacao op 4 augustus 1740 en de huiden op 20 oktober.155 Vergelijking met de prijzen die dergelijke producten eerder, in de periode 1738 - april 1740, hadden gemaakt, laat zien dat de tabak (135.471 pond) sterk gestegen was en in augustus 1740 bijna het dubbele opbracht, gemiddeld 31 gulden en 14 stuivers per 100 pond. De partijen suiker, cacao en huiden werden voor ongeveer dezelfde prijzen geveild als de voorgaande jaren.156 De thuisgebrachte producten van beide schepen brachten bij elkaar bruto ongeveer 149.000 gulden op en het edelmetaal ruim 189.000 gulden. Het overgrote deel daarvan werd verkocht aan de VOC. Omdat de VOC altijd zilvergeld nodig had voor haar theehandel in China,157 had de directie van de Commercie Compagnie al voor de aankomst van de schepen aan Anthony Baert in Amsterdam geschreven met het verzoek hun te laten weten wat de zilverprijzen waren en per kerende post antwoord gekregen.158 Eén zilveren voorwerp en 146 gouden pistolen werden verkocht aan Abraham Claudoré en Bartholomeus van de Coppello, directeuren van de VOC.159 Nadat alle onkosten in rekening gebracht waren kon de scheepsrekening van de Jonge Jacob op 31 december 1740 met een winst van 29.430 gulden gesloten worden.160 Op de reis van de Eendracht was voor de Compagnie 11.721 gulden verdiend.161 Dit waren heel mooie resultaten voor reizen die aan de lange kant waren geweest en aan gages en voeding daardoor extra kosten met zich mee hadden gebracht. De oorlogsomstandigheden - hoe hinderlijk ook - hadden waarschijnlijk de verkoop prijzen van de cargasoenen opgejaagd en de inkoopprijzen van de retouren gedrukt. Het zal ook te danken zijn geweest aan de koopmanskwaliteiten van de kapiteins, zeker van Blonkenbijle. Alle vijf reizen die hij als kapitein voor de Compagnie naar het Caraïbische gebied maakte eindigden met goede winsten.162 Voorlopig zagen de aandeelhouders echter weinig van deze winsten. De laatste 'repartitie' (dividenduit kering) was in 1731 geweest. De volgende zou pas in 1748 zijn.163

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2015 | | pagina 75