8
SOCIËTEIT
hij wel eens uit het oog te verliezen - experimenteren leek soms een doel op zich.
Baanbrekende ontdekkingen deed hij in mijn ogen in zijn nieuwe onderkomen ook
niet meer. Assistenten klaagden wel eens dat hij hun belangen te weinig behartigde.
Toch was, en is, het respect voor Zeeman immens. 'Een Brahmaan der wetenschap',
noemde de wiskundige L.E.J. Brouwer (1881-1966) hem vol eerbied. In Zonne-
maire staat een standbeeld van Zeeman, er is een school die zijn naam draagt, in
Amsterdam is er een Van der Waals-Zeemanlaboratorium en er is een fonds naar
hem genoemd en een leerstoel.3
Laat ik er maar geen doekjes om winden: de in zijn tijd (en later) zo gelauwerde
Pieter Zeeman zou, juist vanwege zijn totale toewijding aan onderzoek, honderd
jaar eerder op weinig begrip hebben kunnen rekenen. Een 'menschenhater' zou
hij zijn genoemd en 'pedant' - zo betitelde Jan Scharp (1757-1828), predikant,
theoloog, rijmkunstenaar en lid van het Zeeuwsch Genootschap, immers geleer
den die zich te veel in hun studeerkamers terugtrokken (academische onderzoek
slaboratoria bestonden nog niet).4 'Een professor moet niet veel schrijven', meende
ook de Groningse jurist Cornelis Star Numan (1807-1857): 'zijn tijd is voor de
studenten.'5 En slim was het sowieso niet om in je eentje in een laboratorium dan
wel studeerkamer te vertoeven: 'Afzondering doet [de wetenschap] kwijnen, een
zaamheid is haar dodelijk', aldus een lid van het Koninklijk Instituut.6 De kijk op
wetenschap is kennelijk in de loop van de negentiende eeuw nogal veranderd.
Wie denkt aan de totstandkoming van de moderne wetenschap, denkt waarschijn
lijk in de eerste plaats aan de periode van de zogenaamde Wetenschappelijke Revolu
tie - het heroïsche tijdperk waarin illustere figuren als Galileo Galilei (1564-1642),
Christiaan Huygens (1629-1695) en Isaac Newton (1643-1727) ons wereldbeeld
op zijn kop zetten. Deze periode kende inderdaad een conceptuele omslag die haar
weerga niet kent - de betiteling Wetenschappelijke Revolutie is zo bezien geheel
op zijn plaats - maar vertelt niet het hele verhaal van het ontstaan van de moderne
wetenschapsbeoefening. Wetenschapshistorici hebben de laatste decennia keer op
keer aangetoond dat wat Newton cum suis deden, nog mijlenver afstond van wat
wij onder zuivere wetenschapsbeoefening en de daarbij behorende methoden ver
staan. Welnu, de wetenschapsbeoefening zoals wij die tegenwoordig kennen, en
die wel abusievelijk geprojecteerd is op de boegbeelden van de Wetenschappelijke
Revolutie, is een product van de negentiende eeuw. Wetenschapshistorici spreken
in dit verband over de Tweede Wetenschappelijke Revolutie, maar typisch genoeg is
dit concept nog amper gethematiseerd; er is nog nauwelijks handen en voeten aan
gegeven.7 Er is werk aan de winkel, en hieraan wil ik een kleine bijdrage leveren.
De veranderde wetenschap tussen Jan Scharp en Pieter Zeeman betreft niet minder
dan het ontstaan van de moderne wetenschapsbeoefening. Over dit fundamentele
proces wijd ik in het navolgende verder uit. Daarbij zal zich de vraag opdringen wat
er met een instelling als het Zeeuwsch Genootschap gebeurde.
Rond 1800 was de heersende wetenschapsopvatting inderdaad nog heel anders dan
de onze. 'Vrije' wetenschapsbeoefening, puur gericht op het verwerven van kennis,
los van religieuze motieven of maatschappelijk nut, was nog niet geïnstitutionali
seerd. Het beroep van wetenschappelijk onderzoeker bestond nog helemaal niet -
een hoogleraar was in de eerste plaats een leraar - en universiteitslaboratoria waren
er evenmin. Het Engelse woord 'scientist' werd pas in 1833 bedacht, om maar
iets te noemen. Wetenschappelijke disciplines als organisatorische verbanden die