situaties en ingrijpen van Provinciale Waterstaat was regelmatig nodig wanneer nalatig handelen van de waterschappen werd geconstateerd. Een groot deel van de ondergelopen polders was bovendien onvoldoende voorbereid op het drei gende gevaar. Zo waren de binnendijken als waterkerende werken ontoereikend of werden zij tijdens de noodsituatie vaak onvoldoende verhoogd. Ook waren coupures niet goed afgesloten of was er onvoldoende materiaal aanwezig om de werkzaamheden uit te kunnen voeren. Met name op Zuid-Beveland getuigden de dijksbesturen van weinig slagkracht en moest de burgemeester van Krabbendijke zelfs de taak van de zieke dijkgraaf waarnemen. Het feit dat het hier om deels jonge en, met uitzondering van de Bathpolders, allemaal zelfstandige polders ging, zal een belangrijke reden zijn geweest voor het weinig adequate optreden van de besturen. Hulpverlening en herstel 34 ZOETE WAAN Dat de overstromingsramp van 1906 geen menselijke slachtoffers eiste, komt in de eerste plaats doordat de ondergelopen polders voornamelijk dun bevolkte gebieden waren. Uit veel getuigenissen blijkt bovendien dat de meeste mensen voldoende tijd hadden om weg te vluchten en dat men ook het vee bijtijds naar een veiliger plaats wist te brengen. Een andere belangrijke reden was dat juist de dichtstbevolkte gebieden, de polders met de dorpen Kloosterzande en Oud- Vossemeer, zich bevonden in de meer landinwaarts liggende polders. De red dingsacties waren een plaatselijke aangelegenheid en gebeurden voornamelijk op initiatief van burgers en gemeente. Provisorisch in elkaar gezette vlotten, vee dat kwijt raakte, mensen die in allerijl opgeroepen werden om met boten hulp te bieden, het zijn alle getuigen van ad hoc handelen. Het zal dan ook niet verbazen dat in geen enkel archief een rampenplan of gemeentelijke instructie werd aange troffen dat tijdens de noodsituatie geraadpleegd had kunnen worden.67 Na de eerste opluchting over het uitblijven van menselijke slachtoffers werd de omvang van de ramp langzaamaan zichtbaar. Verwoeste huizen, ondergelopen land: het landschap moet een trieste indruk gegeven hebben. Toch was er half april veel werk verzet en kon een deel van de bevolking weer naar huis terugkeren. Toen de Commissaris van de Koningin eind mei de getroffen gemeenten bezocht, kreeg hij de indruk dat de dagelijkse gang van zaken inmiddels weer was opgepakt.68 De hulpverlening en de grote hoeveelheid werkkracht die nodig was voor de herstel werkzaamheden zorgden ervoor dat de lonen aanzienlijk stegen; grote armoede als gevolg van de watersnood werd dan ook niet verwacht. Het Provinciaal Watersnood Comité 69 Twee dagen na de ramp stelde de Minister van Binnenlandse Zaken de Commis saris van de Koningin voor om in samenwerking met 'De Algemeene Vereenigde Commissie tot leniging van rampen door watersnood te Amsterdam'70 een waters noodcomité voor Zeeland te vormen. 'In Zeeland, dat geruimen tijd van ernstige watersnooden bevrijd is gebleven, is die maatregel wellicht nog niet toegepast.'71 Met deze vaststelling doelt de Amsterdamse commissie 'op het feit dat er in Zeeland in 1906 op provinciaal niveau nog geen organisatie bestond ter ondersteuning van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2016 | | pagina 36