ZOETE WAAN
35
de nood- en structurele hulpverlening. Nog diezelfde dag werd in Zeeland het Pro
vinciaal Watersnood Comité (verder: PWC) opgericht. De Amsterdamse Commis
sie zou zorg dragen voor de bekostiging van de onmiddellijke noodvoorzieningen
totdat het PWC hier zelf in kon voorzien.72
De kerntaken van het PWC bestonden uit de inzameling en verdeling van ont
vangen gelden en goederen. Hiermee moest worden voorzien in de eerste levens
behoeften zoals drinkwater, voedsel, kleding en brandstoffen. Daarnaast was het
zaak te voorkomen dat de slachtoffers tot armoede zouden vervallen. Met het oog
op onvruchtbaar geworden gronden, hoge dijklasten en misgelopen pachtopbreng-
sten verzette het PWC zich daarom tegen de voorwaarden van de Amsterdamse
Commissie waaronder schadevergoedingen uitgekeerd mochten worden. Volgens
die voorwaarden zou de vergoeding zich beperken tot de arbeiders. Zij werden ech
ter al grotendeels gecompenseerd door stijgende lonen en groeiende werkgelegen
heid vanwege de noodzakelijke dijkwerkzaamheden. Juist zij die het ergst getroffen
waren, de boeren, grondeigenaren en pachters, zouden volgens de Amsterdamse
condities grotendeels buiten de boot vallen.73 De voorwaarden voor de schadever
goeding werden uiteindelijk bepaald door het PWC in overleg met de Rijksland-
bouwleraar I.G.J. Kakebeeke en vertegenwoordigers van de getroffen gemeenten.74
In de eerste maanden na de ramp kwam het PWC elke middag bijeen om de zaken
in goede banen te leiden.75 Het PWC had al gauw voldoende middelen om te kun
nen voorzien in de nood- en structurele hulpverlening.76 Het Comité stond daarbij
voor een zo eerlijk mogelijke verdeling over alle slachtoffers in Zeeland. De giften
die binnenkwamen bij de gemeenten en de plaatselijke watersnoodcomités moes
ten daarom overgemaakt worden aan het PWC. Mocht de gift specifiek voor een
bepaalde gemeente bedoeld zijn, dan zou het PWC daar rekening mee houden.77
In de jaren na de watersnood in 1906 professionaliseerde het PWC geleidelijk. In
1909 werd een reglement opgesteld dat de basis moest bieden voor de werkwijze
tijdens en na een overstromingsramp en voor het beheer van de overgebleven gel-
den.78 Het jaar daarop werd het PWC een vereniging met eigen statuten en een
huishoudelijk reglement. Hierin was onder andere opgenomen hoe ten tijde van
een watersnood het geld verdeeld moest worden. Ook werd bepaald en dat verschil
lende bestuursleden in het eigen district sub-comités dienden op te richten, hetgeen
in 1906 in veel plaatsen overigens spontaan al gebeurd was. Deze comités moesten
ter plaatse de schade opnemen en in beeld brengen wie voor vergoeding ervan in
aanmerking kwam.79 Met de overstromingen in Zeeland op 30 september 1911
werden de nieuwe ontwikkelingen op de proef gesteld. Het bijeenroepen van het
PWC en de sub-comités verliep goed, zij het dat giften nog niet als vanzelfsprekend
bij het PWC binnen kwamen waardoor een eerlijke verdeling werd bemoeilijkt.
Met name de in 1906 getroffen plaatsen wisten het PWC echter direct te vinden.
Ook met de overstromingen in 1926 bleek het weer nodig om de procedures met
betrekking tot het verzamelen van de giften in herinnering te brengen.80
De volksgezondheid
Plaatselijke gezondheidscommissies speelden op het gebied van de volksgezondheid
een belangrijke rol bij de opvang en de terugkeer van de slachtoffers. Kort na de
overstromingen kwamen de landelijke Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid en
de voorzitters van de gezondheidscommissies bijeen.81 Bepaald werd dat de inspec-