48 ZOETE WAAN hun voorstel de wens uitgesproken dat er over de hoogte en afmetingen van de dijken tussen de onderlinge waterschappen of polders van Tholen afspraken wer den gemaakt. Het liefst zou men zien dat 'de Waterstaatswetten zóódanig worden aangevuld, dat voor iedere polder de hoogte en verdere afmetingen der zeedijken worden bepaald en het Provinciaal toezicht zoodanig wordt uitgebreid, dat aan die voorschriften moet worden voldaan'. Hiermee zou men immers 'veel omslag en besprekingen' voorkomen.152 Met het oog op de eeuwenlange verhoudingen tus sen provincie en waterschappen is een dergelijk verzoek om uitbreiding van de bevoegdheden van de provincie vooruitstrevend te noemen. De dichting van de zeedijk van de Suzannapolder was begin augustus voltooid. Probleem was echter dat de provincie vanwege de hoge kosten tegen de voorge stelde verhoging en verzwaring bezwaar maakte.153 Hierdoor zou het onmogelijk zijn het werk voor het stormseizoen te voltooien. Hogerwaard stelde daarom voor om de dijk door middel van bekisting tijdelijk te verhogen. Op die manier kon men bewerkstelligen dat de dijk voor de winter verhoogd zou zijn en bovendien de kosten spreiden.154 De verhoging en verzwaring van de zeedijk zouden uiteindelijk plaatsvinden in het dienstjaar 1907-1908.155 Hieruit blijkt dat de calamiteuze sta tus voor de Suzannapolder door de verplichte procedures voor de nodige vertraging zorgde, waardoor in feite een grotere schade ontstond aan de gronden dan nodig was.156 Er lag een grote laag zand over de gronden, grote en diepe kreken waren ontstaan en de kwaliteit van de grond was ernstig aangetast door het zoute water. Dit leidde tot hevige ergernis onder de getroffen grondeigenaren, die hun grond hierdoor niet meer verpacht kregen. 'De lui beginnen te mopperen dat het zoo lang duurt en te Oud Vosmeer alles al lang aan den kant is...', aldus de burgemeester van Sint-Annaland aan het PWC. Vreemd genoeg was de belangstelling voor het proefveld niettemin 'zeer gering'. 157 Zuid-Beveland Tegenslagen in de werkzaamheden en tegengestelde belangen van de verschillende polderbesturen zorgden voor een weinig voorspoedig herstel van de getroffen pol ders op Zuid-Beveland. Dit had rampzalige gevolgen voor het landschap waarin de begroeiing grotendeels was afgestorven.158 De toestand in de Bathpolders leek inmiddels zelfs uitzichtloos. De Eerste Bathpolder, dat wil zeggen het deel ten noor den van de spoorlijn, en de Tweede Bathpolder stonden bijna de hele zomer onder water, waardoor het gebied op schorgronden ging lijken. Het deel ten zuiden van de spoorlijn lag tot begin mei onafgebroken onder water.159 Van terugkeer naar de woningen was dan ook lange tijd geen sprake. De tijd drong en Hogerwaard benadrukte dat het algemeen belang in het geding was omdat de spoorlijn bedreigd werd; bovendien dienden de werken gereed te zijn voor aanvang van het stormsei zoen. De minister van Waterstaat zag zich hierdoor genoodzaakt voor de herdijking van de Eerste Bathpolder een subsidie toe te zeggen van fl. 250.000,-.160 Naar aanleiding van deze belofte barstte in de Tweede Kamer een felle discussie los over het wel of niet behouden van de Eerste Bathpolder en wie de kosten zouden moeten dragen. Voor de minister was het duidelijk: herdijken was de goedkoopste en de snelste manier om zowel de spoorweg veilig te stellen als de polder te behou den. De andere opties zouden te kostbaar en tijdrovend zijn.161 De rol van de pro vincie was eveneens onderwerp van discussie in de Kamers omdat de provincie het

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2016 | | pagina 50