ZOETE WAAN 57 In dit onderzoek is alleen de ramp van 1906 onderzocht, deze ramp dient daarom beschouwd te worden als onderdeel van een lange geschiedenis van overstromings rampen in Zeeland. Die bredere context verklaart bijvoorbeeld de terughoudende handelwijze van de Staat. De Nederlandse overheid had nooit grote invloed op de waterstaatszorg gehad, omdat die al eeuwenlang grotendeels onder de eigen verant woordelijkheid van de Zeeuwse waterschappen en polders viel, een verantwoorde lijkheid die zij bovendien niet graag afgaven. Hoewel de toenemende centralisatie in de voorgaande eeuw op beleidsniveau een grotere betrokkenheid van de Staat betekende, was deze in de Zeeuwse praktijk vaak nog ver te zoeken. Daarbij kwam dat de Provinciale Waterstaat na haar oprichting in 1881 veel verantwoordelijkhe den van Rijkswaterstaat kreeg overgedragen. Een sterke werking van bovenaf was daarmee traditioneel niet aanwezig. Tot slot nog een woord over het herinneren als preventiemiddel zoals dat werd beschreven door Pfister. Dit zou na 1906 nauwelijks een rol spelen. Zeker, van de 'zoete waan' dat overstromingsrampen tot het verleden behoorden, was de Zeeuwse samenleving in 1906 op wrange wijze genezen. Maar hoewel de noodklok over de gevaren van een volgende grote overstroming na 1906 meerdere malen werd geluid, werden rigoureuze maatregelen pas genomen na de verwoestende watersnood van 1953. In hoeverre de leerprocessen die na de ramp van 1906 op gang kwamen, zich voor en na 1953 verder ontwikkelden, verdient dan ook nader onderzoek.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2016 | | pagina 59