74
ZOETE WAAN
426; Schrijven GSvZ aan het bestuur van de WCalSuz, nr. 79, 1/2 juni 1906, ZA, PW
I/TA 1882-1950, inv.nr. 426.
155 Overzicht buitengewone werken waterkering Suzannapolder, december 1907, ZA, ar
chief WCalSuz, inv.nr. 73.
156 Verslag bestuur waterschap Sint-Annaland, 28 mei 1906, ZA AWStA 1582-1959, inv.nr.
19; I-ThCr, 16 juni 1906, 2.
157 Hoewel het in eerste instantie niet het beleid was van het PWC grondeigenaren een
schadevergoeding uit te keren, besloot het PWC na meerdere verzoeken dit toch te doen.
Belangrijke reden was het voorkomen van armoede onder deze groep mensen. Zie ook
hfst. 3, paragraaf 3.2.1. Verslag van de commissie van toezicht op de toestand in den
overstroomde Suzannapolder te Sint-Annaland over 1906, januari 1907, ZA, Rijkslandb.
cons. Zld., inv.nr. 151; Correspondentie watersnoodcomité Sint-Annaland en het PWC,
november 1906-maart 1907, GaTh, ADGSt-A 1619-1949/archief plaatselijk waters
noodcomité, inv.nr. 1379; Briefje burgemeester aan secretaris PWC, 7 maart 1907, GaTh,
ADGSt-A 1619-1949/archief plaatselijk watersnoodcomité, inv.nr. 1379; Notulen dijk-
raad waterkering Suzannapolder, 4 augustus 1906, ZA, archief WCalSuz, inv.nr. 3.
158 'Verslag overstroomde gronden Olzendepolder over 1906', ZA, Rijkslandb. cons. Zld.,
inv.nr. 151; Rapport CvdK aan de MinBiZa, nr. 1969, 31 mei/2 juni, ZA, PBvZ 1851
1910, inv.nr. 3617; Verslag overstroomde gronden Molenpolder over 1906, ZA, Rijks
landb. cons. Zld., inv.nr. 151; Rapport CvdK aan de MinBiZa, nr. 1969, 31 mei/2 juni,
ZA, PBvZ 1851-1910, inv.nr. 3617.
159 Vanwege de grote kracht waarmee het water door de duiker onder de spoorweg stroomde,
bestond er groot gevaar dat de spoorweg zou inzakken. Daarom was de duiker, zonder
toestemming van de grondeigenaren maar met instemming van de minister van Water
staat Veegens, afgesloten. De afsluiting werd voor de eigenaars van de Bathpolders een be
langrijk punt van onderhandeling bij het al of niet herdijken van de Eerste Bathpolder.
160 Verslag overstroomde gronden Eerste en Tweede Bathpolder over 1906, ZA, Rijkslandb.
cons. Zld., inv.nr. 151; Notulen overleg GSvZ met dhr. Van Heel (Commissaris voor
Holland van de Nederlandse Landaanwinnings Maatschappij) en dhr. Harison jr. (Dijk
graaf van de Tweede Bathpolder en plaatsvervangend dijkgraaf van de Eerste Bathpol-
der), 30 maart 1906, ZA, PBvZ 1851-1910, inv.nr. 3642; Schrijven burgemeester Ril-
land-Bath aan de CvdK, 16 mei 1906, ZA, PBvZ 1851-1910, inv.nr. 3615; Rapportage
Hogerwaard aan GSvZ, 17 maart 1906, ZA, PBvZ 1851-1910, inv.nr. 3630; Schrijven
minister Veegens aan Gedeputeerde Staten, 28 april 1906, ZA, PBvZ 1851-1910, inv.nr.
3642; Hand. 1905-1906, II, 2112-2116.
161 Hand. 1905-1906, II, 2112-2116.
162 Met name Tweede Kamerlid C. Lely maakte zich sterk voor het volgen van de wettelijke
weg in deze kwestie, zie Hand. 1905-1906, II, 2104. Overigens, volgens de wet van 1855
ging het nog om een plicht tot bevelen, in de wet van 1900 was dit aangepast en kónden
Gedeputeerde Staten de noodzakelijke werken bevelen.
163 Op 1 maart 1907 werd door de aandeelhouders van de Landbouwmaatschappij De Ba-
thpolders toestemming verleend om een overeenkomst tussen de Staat en de Landbouw-
maatschappij te ondertekenen. De overeenkomst hield in dat de landbouwmaatschappij
de grond van de Staat in erfpacht kreeg in ruil voor de fl. 250.000,- subsidie om de
herdijking van de Eerste Bathpolder te kunnen bekostigen. De maatschappij zou volgens
de overeenkomst de verdere herdijking voltooien. Vergadering aandeelhouders van de
Landbouwmaatschappij De Bathpolders, 1 maart 1907, ZA, archief Landbouwmaat
schappij De Bathpolders, inv.nr. 12; Schrijven Hogerwaard aan Gedeputeerde Staten
Zeeland, nr. 659 ID/19, 21 maart 1906, ZA, PBvZ 1851-1910, inv.nr. 3642; Schrijven
Gedeputeerde Staten aan het bestuur van de Bathpolders, nr. 889/854, 23 maart 1906,
ZA, PBvZ 1851-1910, inv.nr. 3642.
164 Hand. 1905-1906, II, 2131; Hand. 1905-1906, I, 416; Roessingh, Inventaris archief
Waterschap De Bathpolders.