108
DE VEERSE REDERIJKERSKAMER
In 1686 moest de kamer opnieuw verhuizen. De kerk van Veere was in dat jaar deels
afgebrand en de Waalse gemeente belegde daarom vanaf dat moment bij gebrek aan
een kerkgebouw kerkdiensten in de bovenkamer van het Vleeshuis.33 Blijkbaar had
den de rederijkers en de Waalse gemeente de ruimte op dezelfde momenten nodig,
want uit de rekeningen van Missus Scholieren valt op te maken dat de kamer nu
op zoek moest naar nieuwe vergaderruimte. Op '6 Augustij 1686' werd 'met de
regenten Inde kroon verteert om een kamer te hueren'.34 Ruim drie maanden
later vergaderde het bestuur van de kamer nog eens over de kwestie: '17 December
[1686] nog over t hueren van een kamer gedeliber'.35 Op 13 december 1687 kreeg
de kamer van de stad toestemming om opnieuw in de 'Crijgsraadkamer' - de zuid
kamer van het stadhuis die de voormalige vergaderplaats van de rederijkerskamer
was - bijeen te komen.36
Missus Scholieren kon tot 1699 gebruikmaken van deze Crijgsraadkamer. In dat
jaar besluit de magistraat van de stad dat de kamer op het stadhuis voor een ander
doel moet worden gebruikt.37 In dezelfde periode wordt het stadhuis verbouwd,
wat mogelijk een rol gespeeld heeft bij het besluit om de rederijkerskamer opnieuw
te verplaatsen.38 Uit het eerste verzenboek blijkt dat de kamer van december 1699
tot begin februari 1700 geen vergaderruimte heeft gehad. Na de laatste gedichten
van 1699 staat namelijk: 'Alsoo haar Ed[el]agtbaare deser stede hebben gelieven de
kamer op het stadshuijs te aproprieeren tot een ander gebruijk sulx is de reden dat
de colven xb [december] 1699 en januarij 1700 heeft stil gestaan'.39 Halverwege
februari 1700 keert de kamer weer terug naar de kamer boven het Vleeshuis. Waar
schijnlijk heeft Missus Scholieren tot aan het eind van de achttiende eeuw daar
bijeenkomsten gehouden, want in geen van de bronnen wordt nog een verhuizing
genoemd.
Interieur kamers
Voor haar voortbestaan was de rederijkerskamer van Veere niet afhankelijk van een
specifieke plaats in de stad, maar de kamer drukte wel een stempel op vergader
ruimtes die ze gebruikte. Zo hadden de rederijkers in de zuidkamer van het stad
huis, de retoricakamer, al in de zestiende eeuw een gebrandschilderd raam laten
aanbrengen.40 Helaas is dit raam verloren gegaan, maar een achttiende-eeuwse teke
ning ervan, gemaakt door de Veerse kunstenaar en rederijker Jacob Schwartzenbach
(Afb. 3), is bewaard gebleven.41 Het raam verbeeldde de annunciatie, de aankondi
ging van Jezus' geboorte aan Maria door de engel Gabriël.42 Van dit annunciatiever-
haal (met in de Vulgaat de zinsnede: 'Missus est angelus') is de naam van de kamer
Missus Scholieren afgeleid. Zo'n verwijzing naar het annunciatieverhaal in de naam
van een rederijkerskamer kwam vaker voor.43
Op het raam is ook het blazoen van de kamer te zien.44 Hoe het blazoen van de
kamer, zoals beschreven in de instellingsbrief van 1530 en in de akte van 1608 er
precies uitzag, is niet helemaal zeker. In ieder geval waren de lelie en de akolei te
zien die gestrengeld vanuit een pot omhoog groeiden, met tussen de takken een
bandenrol met het devies van de kamer.45 Onder de pot was een 'bardeken met
a.b.c.' afgebeeld, een verwijzing naar de scholieren uit de naam van de kamer. Het
blazoen op de tekening lijkt op deze omschrijving, maar het devies is hier helemaal
bovenaan de afbeelding geplaatst. Dat maakt het waarschijnlijk dat het raam al
voor 1530 geplaatst is.46 Wellicht is rond 1790 het glas nog een keer vervangen,