DE VEERSE REDERIJKERSKAMER
109
want het rekeningboek vermeldt in 1788 dat er uitgaven zijn gedaan voor een
'houten piramidaal stelzel, om de Vensterglazen te illumineeren'.47 In 1792 wordt
vervolgens de rendant, regerend prins Schwartzenbach, betaald voor het leveren
van glas en het schilderen van een lijst.48 Deze Schwartzenbach was dezelfde als de
maker van de afbeelding van het raam, dat misschien als voorbeeld is gebruikt bij
de vervanging van het glas. In ieder geval blijkt hieruit dat de rederijkers dit fysieke
teken van hun aanwezigheid in Veere en in het Veerse stadhuis eeuwenlang bleven
koesteren.
Afb. 3. Tekening van het gebrandschilderde raam van de rederijkerskamer in Veere met aan
kondigingsscène, de pot met akolei en lelie en het abc-bordje. J. Schwartzenbach, Blazoen
rederijkerskamer Missus Scholieren met motto In reynde jonsten groeende", gedateerd ca. 1780,
24,5 x 19,5 cm. (Middelburg, Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia Illustrata deel
III, toegangsnr. 296, inv. nr. 1361).
Die neiging tot bewaren gold ook voor een toneelpodium dat de rederijkers in de
bovenkamer van het Vleeshuis hadden geplaatst. Als Missus Scholieren in 1686 het
Vleeshuis moet verlaten, overlegt het bestuur ook 'of Tonneel soude Laten afbreken
of niet'.49 Op 17 december van dat jaar is de knoop doorgehakt: het toneel is afge
broken. De vraag is nu echter wat er met het afgebroken toneel moet gebeuren.50
Vier jaar later blijkt uit de rekeningen dat de materialen van het toneel publiekelijk
onder de 'Confreren' zijn verkocht.51 Het toneelgordijn verdwijnt een aantal jaren
later uit de inventaris van de kamer.52 De geregistreerde overlegmomenten over het
lot van het toneel en de verkoop ervan onder de leden van de kamer laat zien dat
de rederijkers veel waarde hechtten aan het toneel en dat ze er niet zomaar afstand
van konden doen.
Het toneel en het gebrandschilderde raam maakten de (vroegere) aanwezigheid
van de rederijkers op een bepaalde plaats zichtbaar, maar de verhuizingen en de
afbraak van het toneel laten zien dat de kamer wel afstand kon nemen van deze
symbolen. Voor de uitoefening van hun activiteiten (hun 'spel') waren deze interi-
eurkenmerken niet van doorslaggevend belang. Er zijn geen aanwijzingen dat het
toneel weer is opgebouwd toen de rederijkers voor de tweede keer in het Vleeshuis
hun vergaderruimte hadden of dat het interieur daar op andere wijze beïnvloed was
door de kamer.