Activiteiten tijdens de wekelijkse bijeenkomsten
DE VEERSE REDERIJKERSKAMER
111
Niet-wekelijkse bijeenkomsten
De wekelijkse bijeenkomsten vonden volgens predikant-rederijker Tollé alleen
plaats tussen half december en 8 maart.61 De data in de verzenboeken laten zien
dat de kamer tijdens haar bestaan nooit voor 10 november (in 1702) en nooit na
29 april (in 1693) bijeengekomen is.62 Beide uitersten komen nog relatief in de
begintijd van de verzenboekentraditie voor, wat impliceert dat het een aantal jaar
geduurd heeft voor het ritme van de bijeenkomsten in het winterseizoen vastgesteld
was.
Op de dag van de verkiezing van prins en dekens in september moest er volgens de
akte van 1608 ook een maaltijd plaatsvinden.63 Leden moesten zich daarvoor voor
af opgeven en ook zij die niet aanwezig konden zijn, waren gehouden een geldelijke
bijdrage te leveren. Dat illustreert het belang dat aan deze maaltijd gehecht werd.
Volgens het rekeningboek werd eind 1688 (het jaar van de Glorious Revolution)
besloten dat de verkiezing voortaan zou plaatsvinden op 14 november, de geboor
tedag van Willem III van Oranje, heer van Veere. Op deze manier herdacht de
kamer diens geboortedag en toonde dankbaarheid voor de jaarlijkse subsidie aan de
kamer uit de prinselijke domeinen.64 De verkiezing werd op deze manier verbon
den aan een praktijk buiten de kamer: de viering van de geboortedag van de prins
van Oranje. Uit de verzenboeken wordt duidelijk dat in de vroege jaren negentig de
jaarlijkse maaltijd losgekoppeld werd van de verkiezing. In 1693 vond de maaltijd
bijvoorbeeld plaats op 29 april.65 Voortaan was de maaltijd een aparte bijeenkomst
die het winterseizoen afsloot. Het besluit van 1688 betekende de uitbreiding van
het aantal dagen dat de kamer bijeenkwam in een bijzondere bijeenkomst. Deze
bijzondere bijeenkomsten laten zien dat het spel van de kamer niet alleen vorm
gegeven werd in de wekelijkse bijeenkomsten, maar dat ook de verkiezingsbijeen
komst in september en jaarlijkse maaltijd aan het eind van de winter behoorden tot
het spel van de kamer.
De artikelen in de statuten van Missus Scholieren gaan vooral over de organisatie
van het toneel en van de wekelijkse bijeenkomsten. De 'knape', de bode van de
kamer, werd betaald om leden op de hoogte te brengen van deze bijeenkomsten.66
Tijdens bijeenkomsten van de kamer werden allereerst toneelstukken geoefend die
op de planning stonden.67 Wie daarbij zonder geldige reden afwezig was, moest
een boete betalen. De bijeenkomsten werden ook gebruikt om de speelrollen uit te
delen 'ofte yet anders van t gilde wege te concluderen'.68 Rondom het toneel golden
verder nog allerlei andere regels, bijvoorbeeld dat een speelrol niet geweigerd mocht
worden en dat de inhoud van een spel geheim moest blijven.69 Van de 32 artikelen
uit 1608 gaat het in 9 artikelen over zaken die met het toneelspel te maken hebben,
wat het belang van het toneel voor de kamer onderstreept.70
In het algemeen geven de artikelen van 1608 heel weinig informatie over het ver
loop van de bijeenkomsten. Er mocht in ieder geval geen grove taal gebruikt wor
den op straffe van een geldboete van zes groten Vlaams (een half dagloon voor een
geschoolde arbeider).71 Vergelijkbaar is de regel dat niemand een lid van het bestuur
of van de kamer mocht 'injurieren ofte quade woorden op desen camer geven'.72