Noten 118 DE VEERSE REDERIJKERSKAMER Schotel, G.D.J., Geschiedenis der Rederijkers in Nederland. 2e verm. uitgave. Deel II. Rotter dam, 1871. Tollé, H.A., 'Berigt nopens de rederykkamer der stad Vere. Waar in Sommige Byzonderheden voorkomen; gevolgt van eenige Vraegen, door Dezelve opgegeven in de jaaren 1788, 1789 en 1790; die zoo door my, als door andere Leden beantwoord zyn'. In: idem, Iets van Henrik Antoni Tollé, predikant te Vere. Vere, 1790, 49-76. Middelburg, Zeeuwse Bibliotheek, KLUIS 1108 D10. Tollé, H.A., Het kort berigt nopens de Veersche Rederijkkamer, uit oorspronkelijke ongedrukte stuk ken vermeerdert; met bijvoeging van eenige bijzonderheden, de rederijkkamers van Middelburg, Goes betreffende. Manuscript, Veere, [1793]. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 78 C 57. 1 Het vervolg van dit artikel is een bewerking van het tweede hoofdstuk van mijn mas- terscriptie 'Dichtkunst beminnende Leden der Redenzaal binnen Vere': Een onderzoek naar de location of value in de verzenboeken van de Veerse rederijkerskamer Missus Scholieren (1681-1794). 2 Meertens, Letterkundig leven,71. PJ. Meertens promoveerde in 1943 op dit werk, dat een uitwerking was van zijn afstudeerscriptie. Het biedt een geschiedenis van de literatuur, die in de zestiende eeuw en de eerste helft van de zeventiende eeuw tot stand kwam in Zeeland. 3 Van Dixhoorn, De Rederijkerskamer (1400-1600), 76. 4 Idem, 75-76. 5 Van Dixhoorn, Lustige geesten, 13. 6 Van Dixhoorn, De Rederijkerskamer (1400-1600), 89-90. Er is nog steeds nauwelijks on derzoek gedaan naar de verdwijnende rederijkerscultuur na 1650 en de redenen waarom sommige kamers wel bleven voortbestaan. 7 I. Leemans G-J. Johannes, Worm en donder, 224. Overigens is voor die laatste conclu sie weinig grond: Haarlem en Veere zijn van oudsher steden en in die plaatsen waren vier van de zeven overgebleven kamers gevestigd. 8 Zie Zeeuws Archief (ZA), toegangsnummer 2515 Kamer van Retorica 'Missus scholie ren' te Veere. 9 De rederijkers kwamen elke winter circa een keer of tien bij elkaar. Voor zover bekend waren er in de zomer over het algemeen geen activiteiten. Een uitzondering is de zomer van 1792. Voor die periode zijn ongebundelde vragen en antwoorden in dichtvorm aan getroffen in het archief. Zie ZA 2515, inv. nr. 20, 1792-1794. 10 Huizinga, 'Homo ludens', 35-37. Huizinga publiceerde Homo ludens in 1938. Voor dit artikel is gebruik gemaakt van de versie uit de Verzamelde werken van Johan Huizinga in de editie van L. Brummel et al. uit 1950. Deze editie is online te raadplegen via de Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren (DBNL). 11 Idem, 35-39. 12 Van Dixhoorn, Lustige geesten, 129-161. De missie van de rederijkers die hier omschre ven wordt, dient geen directe materiële behoefte van de leden. 13 Van Bruane, Om beters wille, 231-251; Van Dixhoorn, Lustige geesten, 57-88 en 139 153. 14 Volgens Van Dixhoorn zagen rederijkerskamers zichzelf als scholen van retorica. Zie Van Dixhoorn, Lustige geesten, 129-161. 15 Huizinga, 'Homo ludens', 31. 16 Idem, 78, 80.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2017 | | pagina 120