Conclusie 142 GEHAVENDE STEDEN in Middelburg waar de provinciale graanhandel en de resterende bestuursfuncties zorgden voor een minder grote aantasting van de stad. Door het onderzoeken van de stadsplattegronden wordt een duidelijke structuur van morfologische krimp zichtbaar. De vier onderzochte steden vertonen een beeld dat logisch verklaarbaar is en herleidbaar tot factoren. Het onderzoek nodigt dan ook uit om ook op andere steden te worden toegepast. Bij het onderling vergelijken van de wijken is te zien dat veel van de aantasting daadwerkelijk in de welgestelde wijken plaatsvond. Er was geen doorstroming vanuit arbeiderswijken naar deze luxe woningen, met name vanwege de hoge lasten die de leegstaande en vervallen grote woningen met zich meebrachten. De arbeiderswijken lijden in wisselende mate onder de krimp. De steden waar de neergang van de handelspositie compleet was, vertonen ook hier de nodige aantasting, zoals in Brouwershaven is te zien. Ook de ouderdom van de gevormde stadsmorfologie heeft invloed op de mate van krimp: de oudste stadsdelen waren steeds de stadskernen, waar de grootste verdichting van de stedelijke functies zat. De morfologie van deze stadsdelen had zich door de tijd heen al bewezen en bleek minder kwetsbaar voor het wegvallen van de internationale handel. De havenfronten die in alle vier de onderzochte ste den zoveel mogelijk intact zijn gebleven, leveren interessante informatie over het stedelijk beleid dat werd gevoerd op krimp. Het stadsbestuur probeerde nog zoveel mogelijk te voorkomen dat de aantasting van de stad zichtbaar was. Interessant is dat we door de archiefbronnen in Veere weten dat voor de rij bebouwing langs de haven ook bewust meer sloopvergunningen werden geweigerd. Wanneer we vervol gens op de plattegronden in de andere steden hetzelfde fenomeen zien, is het heel waarschijnlijk dat ook de andere steden hier hun beleid op hadden aangepast. Dit geeft enerzijds aan dat door vergelijking met de andere bronnen, kaartmateriaal heel veel interessante informatie over de stadsontwikkeling kan geven. Anderzijds laat het zien dat krimp een zekere stuurbaarheid had en daarmee een logisch proces werd, zoals we dit ook bij de morfologische groei van steden kunnen zien. Het stadsbestuur voerde beleid dat zorgde voor sturing van de fysieke krimp. Ook op het niveau van de bouwblokken werd dit beleid zichtbaar. Als er afbraak van huizen nodig was door grote terugloop van de bevolking, gebeurde dit eerst aan de ach terzijde van de bouwblokken, de rooilijnen langs de hoofdstraten werden zolang mogelijk intact gehouden. Eenzelfde bescherming van de rooilijn zien we ook weer terug in het stedelijk beleid van Veere, onder andere met de bepaling om leeg ge sloopte percelen op deze lijn af te bakenen met stenen muren, zodat het straatbeeld niet werd onderbroken. Op het schaalniveau van de steden is ook een duidelijk verschil in morfologische aantasting te zien. De oudste steden Zierikzee en Mid delburg zijn in veel mindere mate aangetast dan de later gebouwde steden Veere en Brouwershaven. In de steden als geheel is een vergelijkbaar proces te zien als in de stadskernen op wijkniveau: de oudste structuur heeft zich reeds bewezen en is daar naast niet afhankelijk van één factor, de internationale handel. Er is dan ook een groot verschil in economische basis tussen de vier steden. Middelburg en Zierikzee kregen beide een opleving in respectievelijk provinciale en regionale handel, waar-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2017 | | pagina 144