CPN EN DE WATERSNOODRAMP
153
Een derde thema was de kritiek op de rol van Amerikaanse en West-Duitse soldaten
bij de hulpverlening en de lof voor de hulp uit Oost-Europa. De hulp van buiten
landse militairen zag de CPN als oorlogspropaganda. Terwijl hulp van Nederlandse
arbeiders werd bemoeilijkt of onmogelijk werd gemaakt - volgens de CPN liet men
'duizenden vakbekwame arbeiders' werkloos rondlopen - werden Amerikaanse en
West-Duitse soldaten binnengehaald, wat zij zag als 'reclame voor de oorlogsvoor
bereiding'. Typerend is een foto in een CPN-brochure van twee Duitse soldaten op
Voorne-Putten, aangeduid als 'nazi-soldaten', met als onderschrift 'Sie sind wieder
da'.20 De Waarheid schreef verontwaardigd: 'Drees en zijn regering maken van deze
ramp gebruik om uit de doodsnood en onafzienbare ellende nog oorlogspropagan
da, propaganda voor de Amerikanen en hun Nederlandse instellingen te maken. Zij
voeren geen nationale politiek maar een koelbloedige klassepolitiek.' En uitge
rekend begin februari 1953, vlak na de ramp, had de regering '[m]et een onkiesheid
en cynisme zonder weerga' het wetsontwerp ingediend inzake de goedkeuring van
het verdrag over de Europese Defensie Gemeenschap, door De Waarheid aangeduid
als 'het Europese leger'. Het land zou van zijn zeggenschap over eigen zaken worden
beroofd; 'nazi's en Westduitse revanchisten' zouden het recht krijgen ons land te
bezetten. 'Aan ons de taak om deze nieuwe aanslag op ons volksbestaan te voorko
men'.21 In de ogen van de CPN zou de Verenigde Staten de hulp aan de rampgebie
den in West-Europa en aan de wederopbouw ondergeschikt willen maken aan de
oorlogsvoorbereiding. Paul de Groot merkte in dat verband op: 'Wij geloven niet
aan de menslievendheid van die Amerikaanse pestgeneraals. Wij geloven eerder dat
zij de ramp uit het oogpunt van hun plannen tot overheersing en bezetting van ons
land bekijken'. Hij was dankbaar voor alle onbaatzuchtige hulp, uit Oost en West,
maar: 'Wij wensen niet dat de ramp misbruikt wordt om ons land nog verder onder
de Amerikaanse ijzeren hiel te brengen'.22 Opmerkelijk is de nationalistische, an
ti-Amerikaanse en anti-Duitse toonzetting van de CPN-kritiek op de buitenlandse
hulp. Volgens Stutje zag De Groot de strijd tegen de ramp als een strijd voor de
nationale onafhankelijkheid, een strijd tegen de Amerikanen en vooral tegen de
Duitsers. In dat verband was '[n]iets te gortig, wanneer het erom ging de aarts
vijand verdacht te maken'.23 De CPN had wel veel lof voor de hulpverlening vanuit
Oost-Europa. De Waarheid had op 20 februari goed nieuws: 'Sowjet-organisaties
zenden 1 millioen voor getroffenen'. De helft van dat bedrag (500.000 gulden) zou
worden overgemaakt aan het landelijke Volkshulpcomité.24 De dag daarop beant
woordde de krant de vraag waarom de Sovjet-Unie ons land geholpen had als volgt:
'Omdat het over de hoofden van de regeerders het getroffen volk ziet. Omdat de so
lidariteit der werkers altijd sterker is dan de verdeeldheidzaaierij der kapitalistische
machthebbers'.25 Begin maart schreef Paul de Groot dat de schenking van 1 miljoen
gulden uit de Sovjet-Unie 'diepe indruk [had] gemaakt op het Nederlandse volk',
vooral op de Zeeuwen. Zo bleek, volgens De Groot, dat de Sovjet-Unie helemaal
niet dacht aan een oorlog tegen Nederland: 'Immers, als je een land wilt overvallen,
ga je het toch niet eerst een millioen geven?'26 Een CPN-brochure uit maart 1953
bekritiseerde de bagatellisering in de media van de hulp uit Oost-Europa. Die hulp
was omvangrijk, maar bij Drees kon er geen bedankje vanaf. De gewone mensen
waardeerden volgens de brochure deze onbaatzuchtige hulp echter wel, hulp die
vrij was 'van de reclame der Amerikaanse intriges rondom de wederoprichting van