162
CPN EN DE WATERSNOODRAMP
sterkt door de anti-zionistische maatregelen in die tijd in de Sovjet-Unie). Enkele
CPN-gemeenteraadsleden waren uit de partij gestapt en er waren veel opzeggingen
bij De Waarheid7 Het optreden na de ramp had volgens de dienst het prestige van
de CPN-leiding geschaad. Er was onenigheid en die kwam 'op een voor de C.P.N.
wel zeer onaangename wijze' naar buiten, dit gelet op de komende gemeenteraads
verkiezingen (van mei 1953).73
Opmerkelijk is dat ruim een half jaar later, tijdens een vergadering van het Partijbe
stuur in september 1953, Paul de Groot het boetekleed aantrok en zei dat er in de
eerste dagen na de ramp door de partij 'te bruusk' was opgetreden: de toon in De
Waarheid was 'te fel en te agressief'. Hij wees erop dat de eerste dagen na de ramp
grote delen van de bevolking in een 'soort religieuze roes' verkeerden (hij doelde
hier waarschijnlijk op de golf van medeleven en hulpvaardigheid); de vijanden van
de CPN hadden daar misbruik van gemaakt om een 'cynische en demagogische
ophitsing' tegen de partij te voeren. De stellingnamen van de partij waren volgens
De Groot overigens 'absoluut juist', maar niet zo tactisch naar buiten gebracht.74
Dit was een opmerkelijke ommezwaai van De Groot na zijn scherpe, agressieve
reactie in februari op de kritiek vanuit de eigen gelederen. Inmiddels was het wel
duidelijk geworden dat het optreden van de CPN niet echt was aangeslagen in het
land en dat er ook binnen de partij veel kritiek was. Het leek De Groot kennelijk
verstandig daarin mee te gaan, zonder echter het principiële ongelijk van de partij
toe te geven: er waren in zijn ogen geen strategische maar tactische fouten gemaakt.
Slotbeschouwing
Het eigenzinnige optreden van de CPN na de Watersnoodramp leidde tot een ver
dere vervreemding tussen de grote meerderheid van de Nederlandse bevolking en
de partij. Waarschijnlijk was het isolement van de CPN niet eerder zo groot. Dit
was het gevolg van een wisselwerking tussen eigen acties en die van anderen.
De CPN zag de ramp als een goede mogelijkheid om propaganda te bedrijven voor
haar eigen zaak en zo haar dalende populariteit een halt toe te roepen. In haar reac
tie op de ramp isoleerde de partij zich van de rest van de samenleving door meteen
de schuldvraag te stellen, door die vraag zelf te beantwoorden en de schuld neer te
leggen bij alle naoorlogse regeringen. Verder eiste de partij een voorhoederol op bij
de hulpverlening en probeerde die via eigen kanalen (de Volkshulpcomités) te gaan
uitvoeren, in plaats van zich aan te sluiten bij de algemene hulpverlening van de
rest van de samenleving. Van de weeromstuit werd de CPN ervan beschuldigd de
eendracht van het Nederlandse volk te hebben doorbroken en de ramp te willen ex
ploiteren voor eigen politiek gewin. Het optreden van de CPN werd door de andere
partijen in de Tweede Kamer aangegrepen om te komen tot een verdere isolering
van die partij: ze werd geweerd uit de Watersnoodcommissie. Ook voorstellen van
CPN-zijde die op zich niet onredelijk waren, zoals het voorstel om een gedegen
onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de ramp, hadden geen schijn van kans.
Kranten schreven zeer afkeurend over het optreden van de CPN. Zelf sprak zij van
haar kant van een anticommunistische hetze. Opmerkelijk is dat er zelfs vanuit
de eigen gelederen veel kritiek was op de houding van de partijleiding. Binnen de
CPN ontstond onrust en velen keerden de partij teleurgesteld de rug toe. Bij de ge
meenteraadsverkiezingen van mei 1953 kreeg de partij de rekening gepresenteerd.
De CPN ging toen achteruit naar iets meer dan 5 procent van de stemmen. Bij de