ZEELAND ONDER VUUR 15 De bestanden werden veelal gesloten onder bepaalde voorwaarden. Hoewel exacte details hierover in Dagvaarten Zeeland ontbreken, kan er aan de hand van de in breng in enkele onderhandelingsprocessen ontleed worden hoe de relatie tussen Zeeland en Holland in het gezamenlijke optreden tegenover de Hanze in elkaar stak. In 1473 en 1474 werden er door de vorst en steden een vijftal dagvaarten geconvoceerd welke deel uitmaakten van toenaderingsgesprekken tussen de Engelse en Wendische Hanze.21 Deze partijen waren sinds 1469 in oorlog en in 1472 aan een vredesoverleg begonnen.22 Deze oorlog had ook invloed op de relatie tussen de Bourgondische gewesten en de Hanze, welke op dat moment dan ook erg gespan nen was.23 Over de verlenging van het bestand ontstonden er op twee punten grote onderlinge geschillen: de Hanzesteden wilden hun nieuw verkregen stapelrechten te Brugge niet opheffen en Holland had bezwaren op de relaties van de Hanze met de gewesten Utrecht en Gelre. Doordat op deze punten geen overeenkomst bereikt kon worden werd er een tijdelijk bestand gesloten van één jaar. De inbreng van de Staten van Zeeland is vanuit de bronnen te reduceren tot het aanleveren van een klachtenlijst, zodat deze in het overleg meegenomen kon worden. Dit waren echter geenszins de onderhandelingsopbrekende punten waarin Holland stug stand hield. Aan de onnodige regelmaat van 'escalatie - onderhandeling - bestand' kwam pas een einde toen de Staten van Zeeland en Holland in januari 1479 - zestien maan den voor het aflopen van het bestand - bijeenkwamen en een onderhandelings proces in gang wisten te zetten waarmee het volgende bestand meer dan tien jaar houdbaar was.24 Kijkende naar de geadresseerden is te zien dat de oproepen alleen zijn gericht aan de steden van Zeeland. Zowel de edelen als de abt van Middelburg hadden in het onderhandelingsproces geen rol. Hiermee lijken de Staten van Zee land als geheel geen invloed te hebben uitgeoefend op de onderhandelingsproces sen. Dit zou niet geheel onlogisch zijn, omdat de steden de faciliteiten hadden om Hanzehandelaren te verwelkomen. Wat in de hiertoe behorende dagvaartoproepen ook opvalt is dat het initiatief bij de Steden van Holland ligt. Heel verassend is dit niet, aangezien Holland meer gedreven was in het concurreren met de Hanze.25 Deze distantiëring tot het onderwerp zou uiteindelijk tot een verminderde betrok kenheid leiden. In 1496 laat aartshertog Filips de Goede namelijk weten ontevre den te zijn over de afstandelijkheid van de Staten van Zeeland ten opzichte van Hanze zaken.26 In een dagvaart over een niet verder gespecificeerde 'kwestie met Danzig' te Den Haag blijken de Staten van Zeeland wat betreft aanwezigheid in gebreke te blijven. Filips stuurt daarop een dreigplakkaat naar verschillende leden van de Staten van Zeeland. Weigerden de Staten de dagvaart te attenderen dan zou Filips schade berokkenen aan de inwoners van Middelburg en een strafproces in gang zetten. Hierop werd de baljuw van Middelburg per direct naar Den Haag ge zonden om de Staten te representeren.27 Dit en voorgaand voorbeeld ondersteunen de stelling dat de Hanze tegen het eind van de vijftiende eeuw vrijwel geen zaak meer van de Staten van Zeeland was. Daarnaast begonnen Zeeland en Holland in de periode na 1492 als vrachtvaarders definitief de Hanzesteden te overtreffen.28 De focus van Zeeland lag op de handel met Engeland en de Atlantische kust, daar waar Holland meer gedreven was in de Oostzeehandel en dus direct met de Hanze concurreerde. De gezamenlijke onderhandelingen waren echter essentieel in het behouden van een vreedzame relatie.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2017 | | pagina 17