ZEELAND ONDER VUUR
21
te bijvoorbeeld vrijgeleiden van Lodewijk XI verwierf in de jaren 1469, 1470 en
1471 - ontbrak het de vorst aan maritiem materiaal. Daarnaast was er ook geen
consistentie in het maritiem beleid van de Bourgondische en Habsburgse vorsten te
verwachten.79 De maritieme organisatie werd als gevolg een verantwoordelijkheid
van de gewesten zelf, waarover de vorst de controle verloor en waarmee de indivi
dualiteit van de gewesten werd versterkt.80
Deze contextuele schets leidt tot meerdere vragen. Welke rol hadden de Staten van
Zeeland in de organisatie van de bescherming ter zee? Was het organiseren van de
bescherming ter zee een gezamenlijke activiteit, of namen alleen de edelen of steden
hierin het initiatief? Werkten de Staten ook op het gebied van bescherming ter zee
intensief samen met andere gewesten? Wat voor functie vervulde de admiraal in de
bescherming ter zee?
Het admiraalschap en de heren van Veere
Het waren niet alleen de Staten van Zeeland die zich bezighielden met maritime
security. Ook de heren van Veere, in hun positie als admiraal, speelden hierin een
belangrijke rol.81 In Zeeland nam Hendrik van Borsele (ca. 1404-1474), heer van
Veere, voor meerdere decennia in de vijftiende eeuw de leiding in de oorlogsvoe
ring ter zee in naam van de Bourgondische vorsten. Door zijn bezittingen kon hij
de gehele kust van Walcheren controleren - met uitzondering van de driehoek
Middelburg-Arnemuiden-Rammekens - en daar handels- en oorlogsschepen uit
rustten, kapersoorlogen voeren en vrijgeleiden verstrekken.82 In maritiem opzicht
handelde Hendrik volledig zelfstandig, waar hij bijvoorbeeld los van Holland en
Zeeland onderhandelde met Hanzesteden over de afhandeling van kaperskwesties
en het sluiten van bestanden.83 Zijn scheepvaartactiviteiten maakten hem aldus tot
een onafhankelijke macht op zee.84 Zo had Karel de Stoute in Hendrik geen exclu
sieve dienaar, maar een incidentele steun.85 Desalniettemin speelde Hendrik een
belangrijke rol in de uitvoering van de maritieme aspiraties van de Bourgondische
hertogen. Zo nam hij het aanleveren en uitrusten van schepen en aanvoeren van
vloten op zich.86 Voor andere Zeeuwse steden, edelen en anderen met maritieme
belangen vormde dit geen probleem. Zij konden meeprofiteren van de successen
die Hendrik van Borsele boekte.87 Inwoners van Walcheren hadden dan ook meer
ontzag voor Hendrik dan voor de hertog zelf.88
In een poging om de maritieme invloed van de heren van Veere onder het Bour
gondisch gezag te krijgen werd Hendriks zoon, Wolfert van Borsele (1430-1486),
in 1466 benoemd tot Bourgondisch admiraal-generaal van de Nederlanden, waar
de gewesten van Holland, Zeeland, Artesië en Boulogne toe behoorden. Wanneer
je als vorst de heren van Veere aan je zijde had, dan had je Zeeland in handen en
deze vorstelijke benoeming lijkt op die kennis in te spelen.89 In de praktijk is het
echter nog maar de vraag of deze aanstelling veel heeft betekend. Wolfert lijkt tot
Hendriks dood in 1474 in zijn vaders schaduw te hebben gestaan, pas daarna kon
Wolfert zichzelf hier van loswrikken. Zo werd hem in 1477 het stadhouderschap
toegekend.90 Wolfert maakte echter de fout door zich in de Hoekse en Kabeljouwse
twisten te mengen in plaats van een onpartijdige positie in te nemen, zoals zijn va
der altijd had gedaan. De vorst onthief Wolfert in 1480 uit zijn functie als admiraal
en stadhouder. Met Wolferts dood in 1486 kwam een einde aan de dominantie van
het huis Van Borsele als heren van Veere.91