22
ZEELAND ONDER VUUR
In januari 1485 werd Filips van Kleef tot admiraal van alle Nederlandse gewesten
benoemd, inclusief Vlaanderen. In 1483 overleed namelijk Joost van Lalaing, sinds
1466 admiraal van Vlaanderen. Door de breuk van de aartshertog met Wolfert van
Borsele, waren zodoende beide admiraalsambten vrijgekomen. Voor een korte peri
ode was de heer van Veere niet langer ook de admiraal ter zee. Van Kleef sloot zich
echter aan bij de Vlaamse rebellen en werd door Maximiliaan vervolgens uit zijn
functie gezet. Daarop stelde aartshertog Maximiliaan de nieuwe heer van Veere,
Filips van Bourgondië-Beveren, aan als admiraal. Filips van Bourgondië-Beveren
was getrouwd met Wolferts dochter en erfgename, Anna van Borsele. De nieuwe
admiraal was tevens verwant aan de hertogelijke familie en met deze aanstelling
verankerde de vorst het maritieme potentieel van de Staten van Zeeland in zijn
familienetwerk.92 Vanaf dat moment tot aan de Nederlandse Opstand zouden de
heren van Veere onlosmakelijk verbonden zijn met het admiraalschap en daardoor
onmisbaar zijn in de uitvoering van het maritiem beleid dat door de overheid werd
gecreëerd.93 De positie van de heren van Veere maakte van Walcheren de locatie
voor de rechtspraak in maritieme zaken, de organisatie van de kustverdediging en
de bescherming ter zee tot diep in de zestiende eeuw.94
Samenwerking met Vlaanderen en Brabant
Afgaande op de ligging van de Zeeuwse eilanden te midden van de Scheldedel-
ta - tussen de gewesten Vlaanderen, Brabant en Holland in - lijkt het logisch
dat voor de bescherming van deze wateren er intensief werd samengewerkt tussen
de gewesten. In de praktijk blijkt echter dat de Staten van Zeeland voornamelijk
samenwerkten met de Staten van Holland. De kuststeden van Vlaanderen organi
seerden voornamelijk zelfstandig hun eigen maritieme bescherming.95 Samenwer
king tussen de Staten van Zeeland en Staten van Vlaanderen kwam dan ook alleen
incidenteel voor, zoals in 1471 en 1487.
In 1471 kwamen in eerste instantie afgevaardigden van de Staten van Vlaanderen,
Zeeland en Holland bijeen, waar werd afgesproken elkaar op de hoogte te houden
van de beschikbaarheid van maritieme oorlogsgereedschappen.96 Hierop volgden
nog twee bijeenkomsten, maar zonder aanwezigheid van de Staten van Holland.97
Het lijkt waarschijnlijk dat de directe bescherming van de Vlaamse en Zeeuwse
kusten een zaak was waar de Staten van Holland te weinig baat bij hadden om bij
de onderhandelingen betrokken te blijven. Dit weerhield de Staten van Zeeland
en Vlaanderen echter niet om dat jaar samen vorm te geven aan de maritieme
bescherming. Deze samenwerking leidde tot het voorstel om oorlogsschepen in
te huren om de visgronden te beveiligen en de 'vreemde' kooplieden die dagelijks
Vlaamse en Zeeuwse wateren betraden te beschermen en een veilige toegang te
bieden.98 Vlaanderen zou zes en Zeeland achttien schepen uitrusten, die half mei
onder het bevel van admiraal Hendrik van Borsele uitvoeren. Deze maatregel kon
niet bewerkstelligen dat de klachten over Franse overlast verminderden, waardoor
de kuststeden jaarlijks opnieuw oorlogsschepen moesten uitrusten.99 Voor de Sta
ten van Zeeland zou dit echter niet in samenwerking met Vlaanderen gebeuren.
In augustus 1472 werden de Vlaamse kuststeden nog eenmalig betrokken in een
dagvaart samen met de Staten van Zeeland en steden van Holland, maar in de voor
afgaande en opvolgende dagvaarten werden zij niet geconvoceerd.100 Volgens Paviot
organiseerde Vlaanderen dat jaar een eigen maritieme bewapening, waarvoor veelal