de zeegaten en havens, en loerden op wegvarende vissers en kooplieden. Het tot
zinken brengen van deze schepen, ontvoeringen en het eisen van grote lossommen
waren hierbij geen ongebruikelijke praktijken. Dit had als resultaat dat haring
vissers niet meer durfden uit te varen. De geplande aanvallen waren dan ook niet
alleen bedoeld om de zeegaten veilig te houden, de kustgewesten hoopten hiermee
ook een signaal af te geven.
26
ZEELAND ONDER VUUR
Van de in totaal zestien schepen met een totale bemanning van 2290 man zouden
de steden van Zeeland er vijf uitrusten.120 Wederom geven de bronnen geen ant
woord op de vraag naar het verloop van de kraak. De Meij meldt echter dat in deze
periode de Staten van Vlaanderen, Holland en Zeeland succesvol samenwerkten,
waarbij van een 'nationale oorlogsvloot' gesproken kon worden. Kusten werden ef
ficiënt bewaakt, haringbuizen en koopvaarders werden gekonvooieerd, de Fransen
werden beroofd en de stad Dieppe werd zelfs geplunderd.121
Een nieuwe bewapende vloot werd een jaar later uitgerust.122 De resultaten die deze
vloot heeft geboekt zijn onbekend, maar deze maritieme bescherming weerhield de
Staten er niet van op hun hoede te zijn voor wraakacties.123 Ondanks het bieden
van succesvolle weerstand vormden de Fransen in de gehele periode 1477-1482 een
groot gevaar en bleven de Staten van Zeeland en Holland gezamenlijk op hun hoe
de voor elke vorm van Franse agressie. De observatie van Sicking en Van Vliet dat
er in de periode 1477-1482 geen gewestoverstijgende samenwerking plaatsvond ten
behoeve van de haringvisserij is dus onjuist.124 Met Vlaanderen mocht dan alleen
in de vorm van de Staten-Generaal samengewerkt worden, de Staten van Zeeland
en Holland hielden er een stevige relatie op na waarmee de bescherming ter zee
gegarandeerd kon worden.
Problemen met Holland
Ondanks dat gedurende de eerste Vlaamse Opstand het Zeeuws gewest machteloos
leek te zijn in de maritieme verdediging tegen de Vlaamse invallen, werd er tussen
juni 1483 en mei 1484 wel door enkele Zeeuwse steden tezamen gekomen met
Hollandse steden. Hier vond overleg plaats over de welvaert van der wapenijnge,
maar uit de bronnen kan niet opgemaakt worden of hier enige relevantie tot mari
tieme bewapening was.125 Aangezien het hier maar één dagvaart betrof en bespre
kingen over financiën ontbraken, zal er naar aanleiding van deze dagvaart geen actie
zijn ondernomen. Het is waarschijnlijker dat de Staten elkaar informeerden over de
status van hun bewapening, gezien deze door de jarenlange oorlog met Frankrijk
flink beschadigd was.
Het verminderde contact tussen de Staten van Zeeland en Holland zou te wijten
kunnen zijn aan een breuk tussen de gewesten die in 1482 plaatsvond. In dat jaar
scheidden de wegen van Zeeland en Holland, waarna de Staten niet langer ge
zamenlijk dagvaarten organiseerden. In de praktijk kwamen de Staten al langer
niet meer bijeen voor elke dagvaart. Vaak werden Zeeuwen door de Hollanders
simpelweg niet opgeroepen, omdat ze te ver verwijderd waren van het onderwerp
van bespreking. De Zeeuwse animo om ter dagvaart te komen zou volgens Kokken
ook matig zijn geweest. De reiskosten, afstand tot de onderwerpen en bijkomende
verplichtingen maakten het dat de Zeeuwen alleen verschenen als de te bespreken
onderwerpen werkelijk voor hun van belang zouden zijn.126 De Zeeuwen zouden
zich bijvoorbeeld niet verantwoordelijk hebben gevoeld voor de geldverslindende