28 ZEELAND ONDER VUUR rij te beschermen. Gekozen werd om zes grote Spaanse schepen te huren, inclusief bewapende bemanning. Het blijkt echter dat deze maritieme bewapening heeft gefaald, doordat zowel de Staten van Zeeland en Holland de financiering niet rond kregen.133 De nabespreking en financiële afhandeling van deze mislukte samenwer- kingspoging vond op lokaal niveau plaats.134 Het gemak waarmee de Staten van Zeeland en Holland voor 1482 samenwerkten lijkt te zijn verdwenen. Deze samen werking was echter wel nodig, want op zichzelf lijken de Zeeuwse Staten er niet in geslaagd te zijn succesvolle resultaten betreffende de bescherming op zee te boeken. Ondanks de onsuccesvolle afloop deden de Staten van Zeeland en Holland in fe bruari 1487 opnieuw een poging tot samenwerking. Uit de dagvaarten blijkt een intentie om oorlogsschepen uit te rusten die in het voorjaar de kooplieden konden beschermen en in het najaar de haringschepen. Nadat de knoop werd doorgehakt nodigden de steden van Holland de steden van Zeeland uit om zich terug te trek ken in een Haagse herberg en te proosten op de samenwerking.135 Het is een teken dat de Staten de geschillen hadden bijgelegd ter bevordering van de samenwerking. Dit voorkwam echter niet opnieuw een moeilijk verloop van zaken. Al in maart lieten de heer van Veere, Filips van Bourgondië-Beveren, en de steden Vlissingen, Westkapelle, Zoutelande en Domburg via een brief weten ontevreden te zijn over het effect van de gehouden dagvaarten over de beveiliging ter zee. De genomen be slissingen hadden tot dusver geen effect en gezien de urgentie van de zaak besloten zij deze bijeenkomst uit te roepen.136 Of het uiten van deze zorgen resultaat heeft gehad is onbekend. In juni 1487 kwamen de steden van Zeeland en Holland weer gewoon bijeen, waarbij er overleg werd gepleegd over de uitreding van de oorlogs- schepen.137 De daaropvolgende bijeenkomsten vonden plaats met de steden van Holland en Vlaanderen, zoals eerder besproken. Tijdens de eerste bijeenkomst gaf Zierikzee het al aan het onnodig te vinden om gedeputeerden te zenden. De stad was van mening dat de haringvissers tevreden waren met alleen een saufconduit - vrijgeleide - van de koning van Frankrijk, zodat er niet in beveiliging geïnvesteerd hoefde te worden.138 Volgens Sicking en Van Vliet was dit één van de drie gebruikelijke methoden om de haringvisserij te beschermen,139 maar in de praktijk werd in deze onderzoeksperiode door de Staten vrijwel alleen het konvooieren toegepast. Zierikzee achtte zichzelf waarschijnlijk al bij voorbaat in de minderheid betreffende dit standpunt, waar door de stad het onnodig vond tijd en geld te investeren in het zenden van een gedeputeerde. De uitbraak van de tweede Vlaamse Opstand in het najaar van 1487 gaf de Staten genoeg andere kopzorgen, waardoor de bescherming van koopvaardij en visserij geen prioriteit meer genoot. De ordonnantie op de Admiraliteit Na zijn vrijlating liet Maximiliaan van Oostenrijk samen met zijn zoon Filips de Schone een ordonnantie op de Admiraliteit uitvaardigen. Hiermee werd een poging ondernomen om een maritiem beleid te ontwikkelen en het jonge admiraalschap van Filips van Bourgondië-Beveren, heer van Veere, te bekrachtigen. De voormalig admiraal Filips van Kleef had namelijk de kant van de rebellen gekozen en was daarmee uit zijn functie ontheven. Met de ordonnantie werden voor het eerst de bevoegdheden van de admiraal duidelijk omschreven. Zo kreeg de admiraal verre gaande rechten, zoals de jurisdictie op zee in zowel oorlogs- als handelskwesties en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2017 | | pagina 30