ZEELAND ONDER VUUR
31
kapitein-generaal van de Nederlanden Adolf van Kleef, de stadhouder en de stad
Middelburg enkele kanonnen ter beschikking. Tot slot moesten uit verschillende
dorpen en steden zich een bepaald aantal bewapende mannen gereed houden. Deze
dagvaart geeft de basis van de organisatie weer van de kustverdediging door de
Staten van Walcheren.
Uit deze dagvaart komt naar voren dat de verdediging op een tactische wijze over
Walcheren georganiseerd werd.151 Hieruit blijkt dat de manschappen zich voorna
melijk langs de Noordzeekust gereed hielden. In de omgeving van de Walcherse
rede, nabij Arnemuiden en Middelburg, was hier geen sprake van. Het is waar
schijnlijk dat vanwege de gebruikelijke scheepsdrukte voor de rede een inval hier
een minder grote slaagkans had. In dit zeegat kon een invasiekracht gemakkelijk
ingesloten worden. Een inval vanaf de Noordzee gaf meer mogelijkheden voor een
succesvolle terugtocht. Deze theorie wordt ondersteund door de bronnen, die mel
den dat de ingehuurde ruiters strategisch langs de Noordzeekust werden opgesteld.
De mobiliteit van ruiters gaf deze de mogelijkheid zich snel over het eiland te
kunnen verplaatsen en zo in te grijpen waar nodig. Deze organisatieprocedure be
krachtigt Sickings' argument dat de kustverdediging de verantwoordelijkheid was
van de aan de kust gelegen dorpen en steden.152 Alleen de dorpen en steden die
onder directe dreiging stonden moesten in actie komen. Vanuit andere delen van
Walcheren - laat staan de andere Zeeuwse eilanden - volgde geen hulp. Het is
onduidelijk of de Franse inval uiteindelijk heeft plaatsgevonden en of de georgani
seerde verdediging succesvol is geweest.
De voornoemde dreiging was in ieder geval geen unicum, want in 1479 komen
de voltallige Staten van Zeeland bijeen om zich voor te bereiden op een nieuwe
dreiging. In juli dat jaar meldden de rentmeesters van Bewesterschelde en Beoos-
terschelde dat de Fransen het doel gesteld hadden de haringvisserij te beschadigen,
Walcheren te plunderen en wanneer mogelijk zelfs in te nemen.153 Er werd verga
derd over hoe kwetsbare plaatsen op het land verdedigd konden worden en er werd
een ordonnantie opgesteld om schepen uit te rusten en de landsverdediging in gang
te zetten. Hoe de Franse inval is verlopen is onbekend. Wel wordt er in de bronnen
melding gemaakt van een financiële vergoeding aan twee schippers, die grote scha
de aan hun schepen hadden geleden.154 Daarnaast werden er enkele haringbuizen
buitgemaakt.155 Opvallend is dat de gehele Staten van Zeeland betrokken werden
in de kustverdediging. Deze tegenstelling met 1474 doet vermoeden dat deze drei
ging groter is geweest. Van buiten Zeeland werd geen hulp verwacht, wederom
benadrukkende dat kustverdediging een lokale zaak was. Kustverdediging blijkt
uit de bronnen echter wel een zaak te zijn geweest waarin alle leden van de Staten
betrokken werden, hoe lokaal de organisatie ook was.
De hiervoor behandelde organisatieprocedures illustreren een actieve vorm van
kustverdediging: deze werd alleen opgezet wanneer er sprake was van een dreiging.
Dit past goed in de traditie voor maritiem krachtige gebieden om hun budget
aan zeewaardige oorlogsschepen te besteden in plaats van aan kustversterkingen.156
Tijdens de Vlaamse Opstanden was er echter een geheel andere vorm van kust
verdediging vereist. De invallen die in deze periode plaatsvonden hadden een on
voorspelbaar karakter. Met bescherming op zee waren zij lastig tegen te gaan. Hier
ontstond de noodzaak voor een passieve kustverdediging: fortificaties en continu
gereedstaande manschappen. De Staten waren zich hier deels van bewust. Zo wer-