Conclusie
32
ZEELAND ONDER VUUR
den er al in 1482 op Walcheren zogenaamde blokhuizen gebouwd om strooptoch
ten tegen te gaan.157 Dit hield de Vlaamse rebellen echter niet tegen.
De Staten van Zeeland kwamen niet tot effectieve oplossingen voor deze problema
tiek. Wel ontvingen ze in het voorjaar van 1484 bijstand van de vorst. Aartshertog
Maximiliaan zou namelijk hebben voorgesteld om ruiters in Middelburg te plaat
sen ter verdediging van het eiland.158 De bronnen maken er melding van dat de
bescherming van Walcheren enige urgentie had. Zou Maximiliaan Walcheren ver
liezen, dan zou het Zeeuws gewest niet alleen zijn economisch en politiek centrum
verliezen, maar de vorst zou ook een belangrijk strategisch punt in de onrustige
Scheldedelta moeten missen. Door het zenden van ruiters kon de vorst bijdragen
aan het behoud van Walcheren en de loyaliteit van de bestuurders aan hem zelf.
De dreiging vanuit de opstandelingen was reëel. De Staten van Zeeland kwamen
in de eerste helft van 1485 meerdere malen bijeen, enkele malen zelfs met gedepu
teerden van de vorst om samen te zoeken naar effectieve verdedigingwijzen.159 Met
ordonnanties probeerde de vorst de Zeeuwen te verzekeren dat er alles aan werd ge
daan om het gewest te beschermen, waarna de handhaving hiervan tevens meerdere
malen aan bod kwam tijdens dagvaarten.160 Desondanks kon het niet verholpen
worden dat op 22 mei 1485 Vlissingen werd overvallen door een roversbende uit
Sluis. Huizen werden in brand gestoken, de kerk werd binnen gedrongen, kost
baarheden werden geroofd en enkele inwoners werden gegijzeld. Deze desastreuze
gebeurtenissen waren de aanleiding om de stad aanzienlijk te versterken.161 Het
leidde zelfs tot bemoeienis vanuit de Staten van Beoosterschelde, die in de zomer
van 1485 tweemaal bijeen kwamen om de ondersteuning aan Walcheren te bespre-
ken.162 Voor een deugdelijke bescherming tegen de Vlaamse invallen in het Zeeuws
gewest waren de Staten dan ook op zichzelf aangewezen, een verantwoordelijkheid
die enigszins laat ontwikkeld lijkt te zijn.
Na 1485 vinden er geen besprekingen meer plaats betreffende de kustverdediging.
Het lijkt erop dat in de periode tussen de twee Vlaamse Opstanden de steden en
edelen zich op lokaal niveau hebben herpakt. Zo stofte Vlissingen na de grote plun
dering in 1485 oude verdedigingsplannen af om deze nu ook echt zelf in uitvoering
te brengen en de Staten van Beoosterschelde bespraken de fortificatie van de eigen
kusten. Zodoende lijkt elke regio op zichzelf te werken aan de passieve kustverde
diging, wat kan verklaren dat gezamenlijke kustverdediging gedurende de tweede
Vlaamse Opstand niet langer nodig was.
Door dit onderzoek is duidelijk geworden dat maritime security meer kan zijn dan
alleen een krachtterm om aandacht mee te genereren. Het is een veelzijdig begrip
dat zich naar gelang verschillende situaties laat invullen, maar waarvan de essentie
onveranderd blijft. De problemen van toen - conflicten, kaapvaart, piraterij en
plunderingen - zijn ook problemen van nu. Maritime security is even tijdloos als
de economische activiteiten en problemen te water. Enkel de context en staat van
technologie waarin maritime security plaatsvindt verandert.
In dit onderzoek naar de rol van de Staten van Zeeland in de organisatie van mari
time security tussen 1467 en 1506 is vanuit het perspectief van de Zeeuwse Staten