gekeken naar de drie vormen van maritime security: conflictpreventie, bescherming
ter zee en kustverdediging. Hiermee is een nieuw narratief in de Zeeuwse geschie
denis naar voren gekomen, waarin eenwording, centralisatie en coöperatie centraal
staan. Zeeland was voorafgaand aan de onderzoeksperiode niet eerder zo zelfstandig
geweest. Het is echter maar al te goed duidelijk geworden dat voor het behouden
van deze zelfstandige positie gewestoverstijgende samenwerking essentieel was.
Het is duidelijk geworden dat de Staten van Zeeland zich tot een krachtige, repre
sentatieve instantie wisten te ontwikkelen, al waren de interne verhoudingen niet
geheel gelijk. In relatie tot maritime security is gebleken dat het voornamelijk de
steden waren die een leidende rol namen in de vertegenwoordiging van het gewest.
Zij dienden echter nog wel op lokaal niveau verantwoording af te leggen aan de
andere Statenleden. In het bewustzijn van de bevolking was er echter nog maar een
beperkt begrip van de gemeenschappelijke belangen.163 Daarnaast was er onder de
steden een flinke concurrentiestrijd om een sterkere machtspositie te verkrijgen.
Zo vormde Middelburg in de late vijftiende en vroege zestiende eeuw het centrum
van een handelsmachtstrijd op Walcheren.164 De sterke eenheid die de Staten van
Zeeland als geheel vormden was dus niet representatief voor de intern-gewestelijke
verhoudingen binnen Zeeland.
Ondanks deze eenheid konden de Staten van Zeeland geen overwicht bieden in
interne en internationale diplomatieke onderhandelingen, en daarmee ook niet in
conflictpreventie. In het laatste kwart van de vijftiende eeuw was de Hanze meer
een zaak van Holland geworden dan van Zeeland. De Staten van Zeeland leken de
interesse te hebben verloren in de Hanzebetrekkingen. Een vreedzame resolutie was
voor de steden - die in overleggen met de Hanze de boventoon voerden - genoeg
om akkoord te gaan. Aan de oorlog met Frankrijk en de Vlaamse Opstanden kon
den de Staten van Zeeland echter niet ontkomen, aangezien er voortdurend vijan
delijkheden voor de Zeeuwse kusten plaatsvonden. Hoewel zij zich hier op verschil
lende manieren tegen probeerden te beschermen, konden de Staten van Zeeland
zelf geen invloed uitoefenen op de diplomatieke betrekkingen. In de transitie van
het centrale handelscentrum van Brugge naar Antwerpen - wat voor de economie
van de Zeeuwse steden erg voordelig bleek te zijn - is evenmin bemoeienis van
uit de Zeeuwse Staten terug te vinden.165 Deze machteloosheid in de regionale en
internationale politiek gold echter niet alleen voor Zeeland. Alleen gezamenlijk
konden de gewesten invloed uitoefenen in de vorm van de Staten-Generaal. Na de
dood van Karel de Stoute liet deze gewestoverstijgende instantie al snel blijken van
onmisbare waarde te zijn. Vanuit de Staten-Generaal konden de Staten van Zeeland
hun invloed uitoefenen in de diplomatieke betrekkingen van de hertogen en hun
eigen belangen nastreven.
In de organisatie van de bescherming ter zee hadden de Staten van Zeeland wel eigen
zeggenschap, ondanks dat deze consistent in samenwerking met de Staten van Hol
land plaatsvond. Wederom namen de steden hierin het initiatief. De abt en edelen
werden alleen betrokken wanneer het de financiële afhandeling van de organisa
tie betrof. Deze zelfstandige organisatie van de bescherming ter zee versterkte de
eenwording van de gewesten afzonderlijk. De Bourgondische vorsten gaven zelf
namelijk geen prioriteit aan de maritieme bescherming en lieten de organisatie
hiervan over aan de gewesten zelf. Vanuit de admiraals Hendrik en Wolfert van
Borsele blijkt ook geen bemoeienis in de organisatie van de bescherming ter zee;
ZEELAND ONDER VUUR
33