'SCIENTIA' IN MIDDELBURG
55
van Hoorebeeke in 1599 samengesteld leerboekje voor boekhouden, waarin hij de
namen van de voornaamste toen in Middelburg werkzame kooplieden vermeldt.58
Een deel van hen - zeker degenen die het internationaal bekende Latijn beheersten
- zal stellig de genoemde colleges hebben bijgewoond. We herkennen gerenom
meerde Zeeuwse families uit die tijd, zoals: Thibaut, De Hase, Sanders, Van der
Goes, Braem, De la Rue en De la Palma. Heel frequent noemt Van Hoorebeeke ook
de naam van Jacob Boreel, een koopman bij wie ik even langer zal stilstaan, ditmaal
om het element van de koopman bij de wetenschapsontwikkeling aan te stippen;
met name ook omdat zijn beide invloedrijke zonen Willem en Adam Boreel later
een opmerkelijke belangstelling voor de in Middelburg geboren verrekijker aan de
dag zouden leggen.59
Jacob Pietersz Boreel (1555-1636) zou enerzijds heel goed een Zeeuwse Mercator
sapiens geweest kunnen zijn: de door Caspar Barleus in 1632 ten tonele gevoerde
'geleerde koopman'.60 Anderzijds zou hij door zijn opleiding tot - en aanvankelijke
werkzaamheid als - zilvermid ook de personificatie kunnen zijn van de onderne
mende ambachtsman. Net als Isaac Beeckman bezit Jacob Boreel dus meerdere
kanten, hetgeen rond 1600 in Zeeland trouwens vaker het geval was. Een gesloten
sociale stratificatie was toen nog ver te zoeken. Mede hierdoor kon hier in de vroege
zeventiende eeuw de wisselwerking tussen geleerde, koopman en handwerksman
zo snel en succesvol tot stand worden gebracht. Over Boreel zelf hebben we helaas
slechts schaarse getuigenissen over een (wellicht mede economisch gestuurde) we-
tenschappelijk-culturele interesse, maar het gegeven dat al zijn zonen ruim blijk
gaven van een zucht naar kennis, is een indicatie dat 'papa Boreel' die instelling
ook wel zal hebben gehad.61 We kennen wel Boreels betrokkenheid bij de Latijnse
School in de jaren 1601-1607. Toen kocht hij bijvoorbeeld "een astrolabe" voor
gebruik "in de groote - d.w.z. Latijnse - schole".62 Opgeleid als goudsmid (kortom
als ambachtsman) ontpopte Jacob Boreel zich bovenal als een echte ondernemer.
Het boekje van Van Hoorebeeke laat zien dat hij in 1598 - alleen of in compagnie
- handel dreef met Antwerpen, Venetië, Livorno en Lissabon. Die handelsgeest
maakte dat Boreel in 1602 mede-oprichter en een van de eerste bewindhebbers
werd van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). Maar daarnaast was hij
ook stedelijk regent, eerst in 1577 Raad van Middelburg, en vervolgens in 1578
schepen. Later, in 1580, bij de oprichting van de Zeeuwse munt, werd hij eerst
benoemd tot waardijn en een paar jaar daarna tot muntmeester. In die hoeda
nigheid verstrekte Boreel in 1591 - in opdracht van Gecommitteerde Raden van
Zeeland - de reeds genoemde renteloze lening aan 'glasblaeser' Govert van der
Haghen.63 Ook was Boreel tussen 1580 en 1625 meermalen diaken of ouderling
van de Nederduits-Hervormde Kerk.64 Verder was hij 21 jaar lang (van 1595 tot
1619) overdeken van het St-Lucasgilde, de overkoepende organisatie niet alleen
voor kunstschilders, maar ook voor "glaesemaeckers, glas-schilders, glas-schrijvers,
compas-maeckers, cofferschilders, borduyrwerckers, beeldesnijders, groot leghwer-
ckers, bouckvercierders metten penseele ofte borstel, goudtslagers en spiegelmaec-
kers".65 Ten slotte was hij vanaf 1598 meermalen burgemeester van Middelburg.66
Om die laatstgenoemde regentenstatus te benadrukken werd nog in datzelfde jaar
op stadskosten een "halve kartouw" (een scheepkanon dus) gegoten met Boreels
naam en wapen erop.67 Al met al was Boreels rijkdom en status in 1610 dusdanig
groot geworden, dat hij in staat was om het kasteel Westhove en de heerlijkheid