'SCIENTIA' IN MIDDELBURG 61 Eveneens bij Richard Schilders rolde in 1600 van de pers de Latijnse vertaling van een Nederlands- of Duitstalig handschrift van de mysterieuze alchemist Isaac Hol- landus (Afb. 13 14).113 Zijn werk, dat al meer dan halve eeuw door Noord-Euro pa rondzwierf, zou een voorname inspiratiebron zijn geweest voor Paracelsus. Door Annelies van Gijsen is echter onlangs uitvoerig onderzoek naar deze tekst gedaan, en zij komt tot de conclusie dat het hier gaat om een samenbundeling van diverse manuscripten die pas rond het midden van de zestiende eeuw, vermoedelijk in Vlaanderen, zijn ontstaan.114 De tekst is vooral van belang omdat hierin voor het eerst het proces van het maken van emaille en kunstmatige edelstenen is behandeld. Hoe dit manuscript op Walcheren terecht is gekomen, en wie het initiatief tot vertalen heeft genomen is onbekend. Wellicht dat hier contacten met de familie Hoghelande een rol hebben gespeeld. De in Middelburg geboren, maar in Keulen levende alchemist Theobald (of Ewoud) van Hoghelande (c.1560-c.1608) had op zijn zwerftochten door Europa veel alchemistische informatie verzameld. Diens eerste boek De Alchemiae Difficulatibus was al in 1594 te Keulen verschenen, en er zouden nog diverse volgen. Theobalds in Leiden woonachtige broer Johan van Hoghelande, met wie hij veel contact had, kwam nog geregeld in Zeeland. Het familiehuis De witte hazewind in de Lange Delft te Middelburg was 1612 nog bewoond door hun zuster Magdalena van Hoghelande.115 Mogelijk heeft ook in dit geval de aanwezigheid van de Middelburgse glasfabriek stimulerend gewerkt op het gebruik, en daarmee op de vertaling en uitgave van dit werk. Immers, voor het uitvoeren van (al-) chemische experimenten was nogal wat aan glazen apparatuur nodig. Zo noemt De L'Obel in zijn Leytsman tal van glazen schotels, "cromhalsen", "colven", "dubbele glasen vaten" en andersoortige retorten, die voor dit werk nodig waren, soms nadrukkelijk met de aanbeveling dat deze uit "Veneets' glas moesten zijn gemaakt. Typisch dus het glas naar Italiaans voorbeeld dat in Middelburg werd geproduceerd.116 Hoe dan ook, het in 1600 te Middelburg gepubliceerde alchemistische boek van Hollandus biedt een fraai inkijkje in wéér een stukje wetenschappelijk geïnteres seerd Zeeland. In het boek staan namelijk gedichten van drie - toen nog jonge jongens - die alle drie later meer bekendheid zouden krijgen. Achtereenvolgens zijn dit (1) Petrus Hondius (c.1578-1621), na zijn dood vermaard geworden door zijn hofdicht De Moufe-schans™(2) Enoch Sterthemius (c. 1576-1626), op dat moment (1599-1600) praeceptor aan de Latijnse School te Middelburg, een in stelling waaraan hijzelf ook was opgeleid. Hij was er na een korte studie te Leiden teruggekeerd. Uiteindelijk zou Sterthemius in 1615 een invloedrijk predikant in Middelburg worden en eveneens de eerste dominee die van 1623 tot 1625 met de vloot van de West-Indische Compagnie naar recent veroverd Brazilië zou worden gestuurd.118 Ten slotte is er een gedicht van (3) Cornelis Herls (f1625), die zich toen student in de medicijnen noemde, maar die in 1602 zou toetreden tot het chi- rurgijnsgilde. Nadien is hij bekend geworden, enerzijds door twee twistgeschriften over de werking van muskus (gericht tegen de artsen Jacob van Lansbergen en Da vid D'Outreleau), en anderzijds door een gezaghebbend leerboek voor chirurgijns dat een eeuw lang zou worden herdrukt.119 Het Album Amicorum van Petrus Hondius biedt verder de oplossing tot de vraag wie de vertaler 'P.M.G.' was, namelijk diens leermeester uit Vlissingen 'Petrus Montanus Gandavus' (ofwel Piet van den Berghe uit Gent).120 Op dat moment

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2017 | | pagina 63