'SCIENTIA' IN MIDDELBURG
69
wetenschap en magie), in 1618, bij zijn eerste poging tot verklaring van de werking
van de verrekijker, er nog van uitging dat lichtstralen op een magische wijze door
het diafragma van hun rechte pad werden afgebogen. Dit overigens in navolging
van wat hij gelezen had in het datzelfde jaar verschenen boek Telescopium van de
Italiaan Girolamo Sirtori (Afb. 23).139
Afb. 23. De stralengang door een verrekijker volgens Girolamo Sirtori's Telescopium (1618)]
En ook Adam Boreel, na Beeckman de eerste academisch gevormde Zeeuw waarvan
we weten dat hij zich actief met het slijpen van verrekijkerlenzen heeft bezig gehou
den, deed dit in het verlengde van zijn alchemistische en spirituele bezigheden.140
Vreemd is die aandacht voor het magische en exotische allerminst. In het voortref
felijke hoofdstuk 'Religie en Cultuur' in het tweede deel van de recente Geschiedenis
van Zeeland, staat beschreven hoezeer de Zeeuwse samenleving van de zeventiende
eeuw op religieus gebied in beweging was en hoe het natuurlijke en het boven
natuurlijke voortdurend in elkaar overliepen.141 Magie was nog overal. Ook - of
misschien wel vooral juist - in de natuurstudie, en daarmee ook in de optica. De
verrekijker is bovendien niet vanuit het niets ontstaan. Naar een vergrotend in
strument werd al decennia gezocht.142 Daarbij had men in de zestiende eeuw als
leidraad een legendarisch verhaal uit de Oudheid. Dit verhaal wilde dat men vanaf
de vuurtoren van Pharos in de haven van Alexandrië grote holle spiegels benutte
om vanuit de verte aankomende schepen te localiseren en zelfs in brand te steken.
In Engeland kende men ook nog het relaas, opgetekend door de Franciscaan Roger
Bacon omstreeks 1250 (maar pas voor het eerst in druk verschenen in 1542), dat
Julius Caesar ooit door middel van een grote spiegel de Engelse kustlijn met de daar
gelegen kastelen en steden zou hebben bestudeerd, alvorens zijn leger het Kanaal
over te sturen. Vooral uit Italië en Engeland zijn er daardoor al vroeg in de zestiende
eeuw berichten over pogingen zo'n vergrotend apparaat te maken. Maar vrijwel
altijd ging het daarbij om een combinatie van een holle spiegel en een of meerdere
lenzen. Referenties aan deze spiegel-lens systemen vonden altijd plaats in de context
van magie, want enig begrip van de optica was nog ver te zoeken.
De eerst bekende referenties naar dergelijke beloften van vergrotende instrumenten
zijn te vinden in de geschriften van magi als de Engelsman John Dee (1527-1608)
en de Italiaan Giovanbaptista Della Porta (ca.1535-1615). Dee, bijvoorbeeld,
schreef al in 1570 dat militairen veel baat zouden hebben bij een vergrotend 'per
spective glass'. Dee bezat ook een grote concaaf-sferische spiegel die in zijn tijd
veel opzien baarde. Maar ook Della Porta had in zijn Magia naturalis uit 1589 al
gewag gemaakt van de vergrotende werking van combinaties van holle spiegels en
lenzen.143 Dat onderwerp behandelde Della Porta nog uitgebreider in zijn in 1593