Coda en conclusie 74 'SCIENTIA' IN MIDDELBURG perheys kijker te testen. Spinola's genotuleerde uitroep "Vanaf nu zal ik niet veilig meer zijn, want jullie kunnen me van veraf zien" is voldoende bewijs dat deze het grote militaire belang van het instrument onmiddellijk inzag.170 In 1608 van de Haagse vredesconferentie in Brussel teruggekeerd, spaarde Spinola dan ook kosten nog moeiten om ook zelf ook een exemplaar van de jonge telescoop te verwerven.171 Maar lang niet alles wat Sirtori in zijn boek vermeldt is ondeugdelijk. Dus wat als zijn verhaal over het 'genie' dat bij Lipperhey langskwam nu eens waar is? Is het niet bijzonder verleidelijk om in dit 'genie' Johannes Radermacher te zien? Als Radermacher - net als anderen in zijn tijd - bezig was om met spiegel-lens com binaties te experimenteren, dan zou zo'n bestelling van "diverse lenzen" best voor de hand liggen. Radermacher had voor die experimenten de interesse, de kennis en de mogelijkheden. Hij beschikte bovendien over Della Porta's De refractione optices uit 1589, waarin niet alleen spiegel-lens combinaties aan de orde kwamen, maar waarin ook een vroege vorm van de Camera Obscura stond beschreven, eerst als de bekende pinhole camera en later voorzien van een bolle lens.172 Naar verluid zou Della Porta in Italië zelfs zijn aangeklaagd wegens hekserij toen hij met zijn camera een demonstratie gaf en een projectie vertoonde van op zijn kop lopende personen, die voor de lens van de camera voorbij liepen. Maar combineer de pinhole camera met een objectieflens, die - zoals in die tijd gebruikelijk - aan de randen niet cor rect was geslepen en je hebt het diafragma! Zou die informatie Lipperhey wellicht ook van 'het genie' ter ore zijn gekomen? We zullen het nooit weten. Wel weten we dat Lipperhey uiteindelijk wist te voldoen aan het lastige verzoek van de afgevaar digden van de Staten-Generaal om een binoculaire verrekijker te maken, namelijk een die geschikt was voor twee ogen. Naar verluid zou hij er zelfs in geslaagd zijn om die verrekijkers vier keer meer te laten vergroten dan zijn eerste kijker welke hij aan graaf Maurits had getoond.173 Lipperhey moet dus ook zelf redelijk inventief zijn geweest. Het gaat allicht te ver om Johan Radermacher de Oude echt tot inspiratiebron te verklaren voor de uitvinding van de telescoop. Daarvoor is en blijft er veel te veel onzeker.174 Maar uit het voorgaande is wel duidelijk geworden dat het Middelburg van rond 1600 inderdaad een zeer vruchtbare smeltkroes was van mercantiele en geleerde contacten waar bijzondere relaties en netwerken bestonden, die zich zowel binnen als buiten de Nederlandse Republiek uitstrekten. De Zeeuwse hoofdstad maakte met zijn nieuwsgierige wetenschappelijke liefhebbers onmiskenbaar deel uit van wat in Europees verband wel wordt aangeduid als de 'Republiek der Lette ren'. De voortdurende uitwisseling in brieven, bezoeken en andere contacten van nieuwtjes, ideeën en objecten hebben uiteindelijk stapje voor stapje bijgedragen tot de veranderde inzichten zoals beschreven in de inleiding. De Middelburgse situatie is in dat opzicht vergelijkbaar met wat bijvoorbeeld Deborah Harkness heeft ge schetst voor het vroeg-zeventiende eeuwse Londen.175 Ook Van Berkels hypothese over welke factoren hebben bijgedragen tot de bloei van de vroegmoderne wetenschap in de Nederlandse Republiek heeft hiermee een locale en concrete invulling gekregen. En al weten we nauwelijks iets concreets van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2017 | | pagina 76