'SCIENTIA' IN MIDDELBURG 77 ter sprake.186 En hij is niet de enige die er over zwijgt.187 Geen enkel Zeeuws docu ment rept meer over de kijker, noch over zijn maker. En dat, terwijl elders in Euro pa druk werd gediscussieerd en geschreven over dat bijzondere optische instrument uit Middelburg dat in Den Haag aan graaf Maurits was gepresenteerd.188 Lipperhey kunnen we die stilte niet verwijten. Het was hem door de Staten-Gene- raal uitdrukkelijk verboden om voor anderen dan voor hen alleen verrekijkers te maken.189 Met de Zeeuwse gedeputeerden Magnus en Boreel letterlijk op loopaf stand kon hij die voorwaarde lastig overtreden. Toen de Franse ambassadeur in de Republiek, Pierre Jeannin, in het najaar van 1608 aan Lipperhey het verzoek richtte om voor de Franse koning ook een dergelijke kijker te vervaardigen, heeft hij dat dan ook netjes geweigerd. Met als gevolg dat Jeannin verder ging informeren, om vervolgens in no time een Franse soldaat uit het leger van Maurits te vinden, die de truc van Lipperheys instrument had afgekeken, en zo zijn eigen exemplaar voor Jeannin kon maken.190 In 1609 was het evenzo niet Lipperhey, maar wel een Delftse brillenmaker die een verrekijker maakte voor de Leidse hoogleraar Rudolf Snellius. Daardoor werd hij waarschijnlijk ook de leverancier van diverse verrekijkers die in die jaren door Leidse oud-studenten mee naar huis werden genomen.191 Een van hen was Johannes Fabricius uit Oost-Friesland. Met de kijkers die Fabricius in het voorjaar van 1610 uit Leiden mee naar huis nam ontdekte hij, samen met zijn vader David Fabricius, in maart 1611 de zonnevlekken.192 Evenmin gemaakt door Lipperhey was de kijker waarmee begin 1610 de Jesuiten van het Collegio Romano Galileï's recente waarnemingen aan de hemel wilden verifiëren. Die telescoop kwam weliswaar uit de Lage Landen, echter niet uit Middelburg, maar wel uit het nabijgelegen Antwerpen.193 In de laatstgenoemde plaats vond de nieuwe "sien- of gesichtsbuyse" trouwens al heel snel aftrek.194 Niet zo gek, want in de op luxe ar tikelen gerichte milieus kon aan die "vreemde kunst van nieu-gevonden brillen" goed worden verdiend.195 Niet voor niets schreef de dichter Pieter Cornelisz Hooft in 1617: "Men gheeft groot ghelt veur dese nuwe brillen".196 Het was ook in Antwerpen waar de Napolitaanse geleerde en instrumentmaker Ottavio Pisani (1575-ca. 1637) in de zomer van 1613 binoculaire verrekijkers ver vaardigde, mogelijk in directe navolging van Lipperhey, die zulke dubbele kijkers al in het voorjaar van 1609 aan de Staten-Generaal had geleverd. Want Pisani maakte deze verrekijkers, kort nadat hij contact had gehad met Jacob Cool, de man die in 1606 holle spiegels met Johan Radermacher uitwisselde, en die als schoonzoon van De L'Obel als geen ander over het reilen en zeilen in Middelburg op de hoogte moet zijn geweest. Toeval? Ook dat zullen we helaas nooit weten, want van de cor respondentie tussen Pisani en Cool zijn slechts twee brieven bewaard gebleven (uit juni 1613), en daarin wordt over optische zaken niet gerept.197 Wel is duidelijk dat Pisani dat najaar rechtstreeks aan zowel Johannes Kepler als Galileo Galilei schreef om over zijn 'kijkers voor twee ogen' te berichten.198 Kepler zag niets in het idee; hem leek het te lastig om goed uitvoerbaar te zijn.199 Maar in 1617 ontwierp Galilei wel een eigen binoculaire kijker, welke Celatone werd genoemd.200 Zou Lipperhey op deze manier indirect toch nog een beetje de inspiratiebron tot die Celatone zijn geweest? Veel succes hebben deze binoculaire ontwerpen overigens niet gehad, want het maken van twee identieke kijkers en het daarna parallel positioneren daarvan was tot in de negentiende eeuw bijzonder lastig. Binoculaire kijkers zijn er in de vroeg-moderne tijd dan ook nauwelijks gemaakt.201

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2017 | | pagina 79