sneuvelde duellist God biedt. Overigens ontleende Schorer dit voorbeeld aan het
werk van Louis Debonnaire, Les Lecons de la Sagesse uit 1767.94 De omgekomen
duellist houdt God voor dat hij uiteindelijk uit dapperheid het leven heeft gelaten.
Hij had een langer leven kunnen hebben, maar zijn eergevoel, dat God toch zelf in
hem had gelegd, kon het niet verdragen om zo verder te leven. Het is enkel dap
perheid dat hij zo zijn leven heeft gelaten. Daarom heeft hij dus juist de erekrans
verdiend.95 'Wie schrikt niet van deze redekaveling?' vraagt Schorer zich af.96 Het
geloof in God is zo bij hem een argument tegen het tweegevecht. Hij concludeert
dan ook dat er voor het duelleren geen plaats kan zijn.
Religie werd en passant ook gebruikt als polemiek. Twee voorbeelden ter illu
stratie. De doopsgezinde Middelburgse medicus Gerard de Wind (1730-1800)
leidt een medisch artikel in met een zeer terloopse godsdienstige mededeling: de
mens als beeld van God is onderworpen aan allerlei ziekten en kwalen, van zijn
geboorte tot zijn laatste snik.97 Slechts in de openingszin van zijn betoog komt
deze vage religieuze notie voor en die lijkt zo terloops te zijn dat ze er niet toe
doet. Maar deze mededeling zegt meer dan men zou vermoeden. Wanneer De
Wind de mens namelijk kenschetst als 'het merkwaardig beeld van het Goddelyk
Opperwezen' en er in één adem bij zegt dat dit beeld van God vanaf zijn prilste
begin tot zijn laatste snik te kampen heeft met ziekten, gebreken etc., gaat hij
in tegen de orthodoxe leer van de Gereformeerde Kerk. Volgens de toenmalige
gangbare leer van de Gereformeerde Kerk heeft God de mens goed en naar zijn
evenbeeld geschapen, maar heeft de mens door zijn zonde en afval van God zich
allerlei ziekten, kwalen en ongeluk op de hals gehaald. De mens die te kampen
heeft met moeite en verdriet is dus juist niet het oorspronkelijke beeld van God.98
Door dit terloops als vaststaand gegeven te melden, worden deze woorden meer
dan een inleiding op zijn eigenlijke verhandeling. Het is een hommage aan zijn
overleden vader, Gerardus de Wind.99
110
De rol van religie in de beginjaren van het Zeeuws Genootschap
94 Schorer, dwaasheid en schandelykheid der tweegevechten, 560, 561.
95 Ibidem, 563.
96 Ibidem, 563.
97 G. de Wind, Ontleedkundige waarneming behelzende een verwonderenswaardig beursgezwel,
in de borstholligheid van een dood lighaam gevonden. In: Verhandelingen van het Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen III, 491.
98 Nederlandse geloofsbelijdenis art. 14-18, in: Bakhuizen van den Brink, De Nederlandsche Belij
denisgeschriften, 83-93.
99 Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek V, 1139, 1140.