Wat was namelijk het geval? De Middelburgse predikant Gerard van Hemert
(1698-1759) had in 1730 een boek geschreven waarin hij de ideeën van de vader
van Gerard de Wind bestreed: Gerardus de Wind M.D. en Leeraar der Doopsge
zinde Gemeente te Middelburg in Zeeland uit zijne Verhandeling over Gods alge
mene Genade ontmaskert. Daarin doet Van Hemert uit de doeken dat onder meer
De Winds voorstelling van de mens als het beeld van God niet klopt. De Wind
maakte namelijk geen onderscheid tussen de mens zoals hij was vóór de zondeval
en zoals hij is geworden na de zondeval.100 Dus precies het theologische probleem
waarmee zoon Gerard de Wind zijn artikel begint. Op deze manier doet De Wind
voorkomen alsof de zienswijze van zijn vader de gebruikelijke is en de polemiek
die destijds gevoerd werd, in het voordeel van zijn vader was beslecht. Blijkbaar
was er binnen het Genootschap de mogelijkheid om dit te doen, iets wat in de
Gereformeerde Kerk onbestaanbaar zou zijn. De gedachte van De Wind om geen
onderscheid te maken tussen de mens voor en na de val komt dicht in de buurt
van de zienswijze van de reeds eerdergenoemde Hattemisten, die evenmin van
een onderscheid wilden weten. Toch hoeft dit niet te betekenen dat daarmee het
hattemistisch gedachtegoed bij hem een plaats heeft gekregen. Het Hattemisme
was meer een mystieke en lijdelijke groepering, terwijl we bij De Wind een nuch
ter en rationeel betoog aantreffen.
Een andere vorm van terloopse polemiek vinden wij in een artikel van Justus
Tjeenk (1730-1782). Hij schreef een artikelenserie over de heilige aardrijkskunde.
Allerlei Bijbelse plaatsen worden daarin uitvoerig beschreven. Wanneer hij een
regio beschrijft waar psalmdichter David zich ophield, is dit voor hem reden om
zelf een eigen berijming te maken.101 Deze uitweiding lijkt niet meer te zijn dan
een vaststelling dat hij naar aanleiding van deze psalm aan het dichten is geslagen
en zijn lezers het resultaat meedeelt. Maar hij noemt zijn gedicht 'de nieuwe be-
ryminge' en wie het gedicht vervolgens bekijkt, ziet dat het gezongen kan worden
op de gebruikelijke melodie. En Tjeenk doet dit, nadat de nieuwe Staatsberijming
van 1773 was ingevoerd en er gemor kwam over de nieuwe wijze van zingen die
daarmee gepaard was gegaan. Hij zelf zal zich ontpoppen als een medestander
van de opstandige Walcherse boeren in deze zaak. Op deze manier kon een gods-
Willem Peene
lll
100 G. van Hemert, Gerardus de Wind M.D. en Leeraar der Doopsgezinde Gemeente te Middel
burg in Zeeland uit zijne Verhandeling over Gods algemene Genade ontmaskert. Middelburg,
1730, 161, 162.
101 J. Tjeenk, Verhandelingen over de Heilige Aardrijkskunde. In: Verhandelingen van het Zeeuw-
sch Genootschap der Wetenschappen V. Middelburg, 1776, 539-541.