dienstige ontboezeming in dichtvorm dienen voor een kerkpolitieke zaak: het on
dermijnen van de staatsberijming van 1773.
Tenslotte vinden wij in de Verhandelingen een groot aantal artikelen waarin in
het geheel niet gerept wordt over God. Ook dit is typerend. Blijkbaar vonden deze
schrijvers het niet van belang om God ook maar op een of andere wijze in verband
te brengen met het te behandelen onderwerp. De oorzaak ligt niet in het feit dat
men niets met religie zou hebben, maar men vond het blijkbaar niet nodig om aan
het betoog een religieuze lading te geven.
Conclusie
In dit artikel is onderzocht welke rol religie speelde binnen het Zeeuws Genoot
schap tijdens zijn beginjaren. Allereerst kan geconcludeerd worden dat het Ge
nootschap de rol van beschermer van het openbaringsgeloof op zich nam. Veel
verhandelingen zijn gericht op het bestrijden van het deïsme. In de tweede plaats
is religie voor het Genootschap van belang om de bandbreedte aan te geven waar
binnen wetenschap beoefend kon worden. Daarvoor leek de Leibniz-Wolffiaanse
filosofie de aangewezen methode te zijn omdat deze vorm van wijsbegeerte een
prominente rol had weggelegd voor religie. De beoefening van de fysico-theolo-
gie past geheel in dit stramien want zij diende om het evenwicht tussen geloof en
wetenschap te bewaren. Juist de fysico-theologie, die oproept tot verwondering
en nauwgezette bestudering van de natuur, stond echter ook open voor nieuwe
ontwikkelingen. Zij had enerzijds oog voor het minuscule en het harmonieuze
in de schepping omdat deze aspecten opriepen om de Schepper te prijzen, maar
noopte tevens tot serieuze bestudering van de 'mislukkingen' omdat ook deze tot
Gods schepping behoorden. Hierdoor konden nieuwe inzichten uit de natuur ook
gebruikt worden voor het herinterpreteren van de Bijbel. Er was dus zeker geen
sprake van een gesloten systeem.
In de derde plaats had religie ook invloed op de visie van het Genootschap op
maatschappelijke kwesties. Enerzijds kon die invloed consoliderend van aard zijn,
bijvoorbeeld wanneer het ging om de houding ten opzichte van de slavernij. An
derzijds kon religie aangewend worden als katalysator voor controversiële stand
punten, zoals het gebruik van elektriciteit en het toepassen van de keizersnee.
Ten vierde kon religie een andere gedaante aannemen. God was dan niet meer
direct aanwezig, maar werd op het tweede plan gezet. Door nieuwe inzichten
kwam God steeds verder weg te staan en dat leidde ertoe dat meer nadruk op
deugdzaamheid, zelfvervolmaking en ethiek werd gelegd. Ten diepste is het een
112
De rol van religie in de beginjaren van het Zeeuws Genootschap