De prijsvraag van het Zeeuws Genootschap over het onderwijs, 1778 Huib Uil Tot de eerste activiteiten van het Zeeuws Genootschap behoorde het uit schrijven van prijsvragen, dit in navolging van andere genootschappen. Het werd als een voor de hand liggend middel gezien om een problema tiek aan de orde te stellen en door middel van antwoorden bij te dragen aan het oplossen ervan. De in 1778 uitgeschreven prijsvraag over het onderwijs richtte zich op de verbetering van de scholen en hoe die het beste kon worden ingevoerd met voldoende continuïteit. Deze prijsvraag heeft in de literatuur een bekende klank gekregen. In vrijwel geen enkele, meer diepgravende, studie over de onderwijsgeschiedenis ontbreekt het Zeeuwse initiatief. Met deze prijsvraag nam het Genootschap deel aan het maatschappelijk debat. Het onderwijs werd gezien als een van de middelen om verbetering te krijgen in de maatschappelijke, economische en sociale omstandig heden. Maar werden de hooggestemde idealen werkelijkheid? Is de roem, die aan de antwoorden op deze prijsvraag werd gegeven, terecht? Hebben ze bijgedragen aan de onderwijshervorming? Welke concrete acties werden ondernomen om tot verbetering te komen? Kortom: wat was het resultaat van deze Zeeuwse bijdrage aan het nationale onderwijsdebat? Achtergrond en aanleiding De in 1778 uitgeschreven prijsvraag van het Zeeuws Genootschap luidde kort en bondig: 'Welke verbeteringe hebben de gemeene of openbaare, vooral de Neder- duitsche Schoolen, ter meerdere beschavinge onzer Natie noch wel noodig? Hoe zou die, op de voordeeligste wijze konnen ingevoerd en op een bestendigen voet onderhouden worden?. De indiener van de vraag was de predikant en hoogleraar aan de Illustre school in Rotterdam Gerard Johan Nahuys, tevens lid van het Ge- 115

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 117