derwijs van binnenuit te kennen, in tegenstelling tot de andere twee. Van Voorsts
verhandeling was duidelijk de mindere.
Alle drie auteurs waren kritisch over de kwaliteit van het onderwijs en de me
thodiek. Al generaties lang werd op dezelfde wijze het lezen, schrijven en rekenen
aangeleerd waarbij de meester individueel les gaf en waarbij de vakken achtereen
volgens werden behandeld. Het betekende dat het leerproces lang was. Bovendien
speelde het onderwijs niet in op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. Vooral
de schoolmeesters moesten het ontgelden. Het kwam er dan ook op aan hun po
sitie, salariëring en opleiding te verbeteren. Door daarmee te beginnen, kon de
basis worden gelegd voor structurele verbeteringen. Het drietal liet merken dat zij
kennis droegen van de pedagogische literatuur uit het buitenland. Krom citeer
de met instemming werken van de Duitser Johann Lorenz von Mosheim en van
de Engelsman James Fordyce. Over Voltaire (pseudoniem voor Fran^ois-Marie
Arouet) was hij, zoals de meeste van zijn ambtgenoten, kritisch. Van Voorst was
positief over de denkbeelden van de Fransman Charles Rollin en Van der Palm
verwees naar werken van John Locke en Jean-Jacques Rousseau.4 De geschriften
van Duitse Filantropijnen, de laat-achttiende-eeuwse pedagogen met grote ver
nieuwingsdrang, waren vermoedelijk nog te weinig bekend. Toch leunden de in
zenders maar ten dele op de genoemde auteurs bij het formuleren van hun ideeën.
Het ging vooral om eigen gedachten met gebruikmaking van hetgeen ze rondom
zich zagen, net zoals andere denkers in de Republiek op dit terrein.5
Verbeteringen
Het Zeeuws Genootschap had ook prijsvragen uitgeschreven over de universiteiten
en het godsdienstonderwijs. Alleen die over het onderwijs werd een 'groot succes.6
Dat etiket gold het aantal inzendingen. Zeven was echter niet bijzonder hoog.7 Af-
118
De prijsvraag van het Zeeuws Genootschap over het onderwijs, 1778
4 Krom et al., Verhandelingen Zeeuwsch Genootschap, 7, 25, 29, 93, 167-169, 175, 196, 233, 317, 351.
5 PTh.F.M., Boekholt, Invloed of verwantschap. Over het karakter van de Nederlandse onder
wijshervorming in het begin van de negentiende eeuw. In: Pedagogische Verhandelingen.
Bijdragen Tweede Pedagogendag, Leiden, 18 mei 1985, II, jrg. 8, nr. 2, 1985, 120-130.
6 W.W. Mijnhardt, Wetenschapsbevordering onder het Ancien Régime: het Zeeuwsch Genoot
schap der Wetenschappen, 1765-1794. In: Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen, 1985, 47-48; J.J. Kloek, W.W. Mijnhardt, 1800. Blauwdrukken
voor een samenleving. Den Haag, 2001, 283
7 De prijsvraag van de Hollandse Maatschappij van Wetenschappen over de opvoeding uit
1763 trok veertig inzendingen. W. Frijhoff, Van onderwijs naar opvoedend onderwijs. Ont
wikkelingslijnen van opvoeding en onderwijs in Noord-Nederland in de achttiende eeuw. In:
Werkgroep Achttiende Eeuw: Onderwijs en opvoeding in de achttiende eeuw. Amsterdam en
Maarssen, 1983, 13.