de Kleine katechimus der natuur van J.F. Martinet. In Ouwerkerk werd in 1796 het gebruik van de schoolboeken van het Nut aanbevolen aan de schoolmees ter met het argument dat in die uitgaven 'de nederduitsche taal het zuiverste ge leerd word. In het schoolreglement van Noordwelle uit 1797 was vastgelegd dat de meester verplicht was de boekjes van het Nut zo veel mogelijk te introduceren en de kinderen daaruit les te geven. De initiator was vermoedelijk Bartel Locker, secretaris van zowel Noordwelle als Serooskerke. Van het laatste dorp was hij bovendien schout. In Dreischor droegen het dorpsbestuur en de kerkenraad de nieuwe schoolmeester op om met name genoemde boeken van het Nut te gaan gebruiken.21 Het ging hier om Schouwse en Duivelandse dorpen waar de autori teiten ontvankelijk waren voor vernieuwing. Elders was het Zeeuwse platteland nog allerminst gewonnen voor de nieuwe denkbeelden. Het leren lezen en schrijven was gedurende vele generaties hetzelf de gebleven. Met nieuwe methodes werd geprobeerd het onderwijs meer effectief te maken en te laten aansluiten bij de leefwereld van de scholieren. Ouders ver zetten zich tegen de leermethodes. Dat gold in het bijzonder voor het platteland van Walcheren en Zuid-Beveland. In dat laatste eiland vormde Kloetinge een uit zondering waar het onderwijs 'eenigzins ingerigt [werd] na de manier van onder- wys door de Maatschappy Tot Nut van 't Algemeen opgegeeven. Schoolopziener Adriaan van Deinse kreeg in 1801 van Walcherse schoolmeesters te horen dat zij veel verzet van de boeren verwachtten. Die dreigden: 'Wij zijn vrij. Men kan ons niet dwingen onze kinders ter school te zenden'. De ouders die dat bleven doen, gaven hun kinderen eigen boeken mee zoals de Bijbel en de catechismus waar ze meer vertrouwen in hadden. Walcherse boeren deden dat ook omdat ze zuinig waren. In de woorden van Van Deinse: omdat 'de Boer een onveranderlijke af keer heeft om een duit voor zijn jongen uit te geeven, vooral tot het invoeren van haatlijke nieuwigheden'. Later klaagde Van Deinse over zijn district dat hij met het domste, meest bevooroordeelde en stijfzinnigste deel van Zeeland belast was.22 Sommige gemeentebesturen zagen niets in pogingen in de bestaande situatie ver andering te brengen. Het bestuur van Nieuwland schreef in 1799 aan de Agent i3o De prijsvraag van het Zeeuws Genootschap over het onderwijs, 1778 21 Schoolreglementen van Serooskerke (S.), 1794; Ouwerkerk, 1796; Noordwelle, 1797; Dreischor, 1797; Uil, De scholen syn planthoven van de gemeente, 598, 728, 731, 732. 22 GA Goes, Gemeente Kloetinge, inv.nr. 3 (17.5.1799); ZA, Commissie van onderwijs in Zeeland, inv.nr. 4 (Verslagen A. van Deinse en S.T. Huet, 7, 9.12.1801). Visser, Vernieuwing van het lager onderwijs in Zeeland, 66-67, 146, 152. Zie ook: J. Dekker, Onderdanig en opstandig. Desurba nisatie en de politieke verhoudingen op het platteland in Zeeland, 1750-1850. Zutphen/Utrecht, 2011, 92.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 132