voeren. Toen dat gebeurd was en er, dit keer onaangekondigd, een visitatie volgde,
kon met genoegen worden vastgesteld dat de leerlingen goede vorderingen had
den gemaakt.26
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen
Ondanks de deceptie dat de Verhandelingen nauwelijks hebben geleid tot verbe
teringen markeert de prijsvraag van het Zeeuws Genootschap de start van een
intensieve discussie over de verbetering van het onderwijs. Het was de Maat
schappij tot Nut van 't Algemeen, opgericht in 1784, die de vernieuwingen daad
werkelijk in gang wist te zetten. Het Nut kon aanvankelijk niet rekenen op brede
steun. Argwaan wekte het feit dat het Nut de deur openstelde voor andere chris
telijke religies dan de gereformeerde. Bovendien voelden de meest prominente
leden zich aangesproken tot het gedachtegoed van de patriotten, wat al evenzeer
veel bedenkingen opriep. Pas na de totstandkoming van de Bataafse Republiek in
1795 werd het onderwijs rijp voor een nationale aanpak.
In de Algemeene denkbeelden over het Nationaal Onderwijs, door het Nut
opgesteld in 1796 en twee jaar later gepubliceerd, werd uitvoerig stilgestaan bij
de noodzaak van onderwijs als voorwaarde voor een maatschappij met deugd
zame en nuttige leden, die samen een welvarende samenleving moesten vormen.
Het rapport werd aangeboden aan de Nationale Vergadering en bevatte tal van
voorstellen voor verbeteringen voor het onderwijs, de inrichting van de school
gebouwen, de eisen voor onderwijzers en vele andere facetten. De Nutsmannen
verwezen naar onder meer de Verhandelingen van het Zeeuws Genootschap uit
1782, maar zij gingen er selectief mee om. Op onderdelen werden de voorstellen
van Krom c.s. omarmd. Maar diverse uitgangspunten pasten niet binnen de nieu
we denkwijze in de Bataafse Republiek. Dat gold in het bijzonder voor de visie op
religie. In het rapport stond dat het godsdienstonderwijs 'niet vermengd moet
worden met eenig dogmatisch leerstelsel'. Het ging om de liefde voor het Opper
wezen en het bevorderen van de deugd. Krom en Van Voorst hadden daarentegen
gepleit voor leerstellig godsdienstonderwijs. Pleitte het Nut voor les in godsdienst
en zedenkunde, in de eerste twee schoolwetten van 1801 en 1803 was daarvan
niets terug te vinden. Eerst in de wet van 1806 kregen de maatschappelijke en
Huib Uil
133
26 NA, Binnenlandse Zaken, inv.nr. 309 (Brief Stad Zierikzee, 12.8.1800); ZA, Godshuizen Mid
delburg, inv.nr. 3 (16.2, 17.4.1798); J.L. Kool-Blokland, De zorg gewogen. Zeven eeuwen gods
huizen in Middelburg, Werken uitgegeven door het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen, deel 7. Middelburg, 1990, 426, 473.