het Franse genootschapswezen rond 1700. Meerdere oudere typen van literaire organisatie uit het middeleeuwse Frankrijk, de zogenaamde Puys, in de twaalfde eeuw ontstaan in Arras, vormden zich in de achttiende eeuw om tot literaire aca demies.1 Die oudere organisatievormen droegen twee belangrijke kenmerken over op het nieuwe academiewezen: de organisatie van wedstrijden waaraan een meer of minder besloten publiek kon deelnemen en een voorkeur voor de volkstaal in plaats van het Latijn. De prijsvraag werd een belangrijke bouwsteen van ge nootschappelijkheid in de achttiende eeuw. Hoever het idee en de praktijk van genootschappelijkheid precies terug reiken in de Europese geschiedenis en hoe oudere en nieuwere vormen zich in de achttiende eeuw tot elkaar verhielden is nog lang niet opgehelderd.2 Het onderzoek wordt bovendien gecompliceerd door het feit dat de visie op een beperkt aantal laat-zeventiende en achttiende-eeuwse genootschappen is gaan bepalen hoe we over genootschappen denken. Geplaatst in een breed historisch perspectief heeft hun lot veel invloed gehad op de opvat tingen over de langetermijngeschiedenis van het genootschapswezen. De op- en neergang van de Académie des sciences en de Royal Society als belangrijke centra van een nieuwe (natuur-) wetenschappelijke cultuur domineren het denken over de ontwikkelingsgang van genootschappen in het algemeen. De reden daarvan is dat deze grote, vaak nauw met de staat verbonden academies ongeveer een eeuw lang de kern vormden van een intellectuele elitecultuur, waaraan ze hun histo rische belang ontlenen. Wanneer hun rol in de wetenschapsbeoefening minder dominant wordt, neemt ook hun historische belang af en, zo is de gedachte, hou den genootschappen alleen nog een regionaal of lokaal belang. De professionali sering van de wetenschapper, de opkomst van moderne onderzoeksuniversiteiten en moderne onderzoeksinstituten en de aantrekkingskracht van gespecialiseerde genootschappen van professionele wetenschappers zouden de meer algemene genootschappen hebben gemarginaliseerd.3 Ondanks het feit dat algemene ge nootschappen na 1800 bleven voortbestaan en er zelfs allerlei nieuwe vormen werden ontwikkeld is dat genootschappelijk leven post-1800 altijd een vrij mar- Arjan van Dixhoorn, Henk Nellen en Francien Petiet 13 1 Zie James McClellan, Science Reorganized. Scientific Societies in the Eighteenth Century. New York, 1985; Jeremy L. Caradonna, The Enlightenment in Practice. Academic Prize Contests and Intellectual Culture in France, 1670-1794. Ithaca/London, 2012; zie ook Frijhoff en Mijnhardt in deze bundel. 2 Caradonna, The Enlightenment in Practice, 15-39. 3 Vergelijk het betoog over genootschappen en wetenschap in McClellan, Science Reorganized, passim.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 15