naar de wereld te kijken, zelf tot observaties over te gaan en zelfstandig kennis te vergaren. Conclusie Jeugdboeken die binnen en rondom het Zeeuws Genootschap ontstonden, hiel pen een fysicotheologisch programma breder te verspreiden en jonge generaties een actieve lees- en kijkhouding aan te leren. Dit soort boeken zou ik niet 'ty pisch Zeeuws' willen noemen, al was het alleen maar omdat we geen autonoom Zeeuws literair subsysteem kunnen afscheiden van de (jeugd)boekenproductie elders: Zeeuwen bezaten en verkochten bijvoorbeeld ook jeugdboeken die elders waren vervaardigd, en de didactiek van Zeeuwse jeugdboeken is gerelateerd aan wat er elders in de Republiek en zelfs daarbuiten gebeurde. Wél lijkt het erop dat de specifieke Zeeuwse omstandigheden de ontwikkeling van het vernieuwende fysicotheologische jeugdboeken stimuleerden - eerder en sterker dan we elders in de Republiek zien. Een stimulerende factor was allereerst de interactie met Engeland, waar mo dellen van fysicotheologische jeugdboeken konden worden opgepikt. Daarnaast kende Zeeland een bloeiende genootschapscultuur, waarin de ambitie tot brede kennisverspreiding zo groot was dat er nieuwe doelgroepen bij de natuurkunde werden betrokken: vrouwen, en dus ook jeugd. Dat gebeurde indirect - vrouwen werden geschoold om de kennis aan hun kinderen over te dragen - maar ook directer, via jeugdboeken, die wellicht mede binnen jeugdige genootschapscon texten functioneerden. Het lijkt er zelfs op dat de productie van jeugdboeken een selectiecriterium was in de zoektocht naar nieuwe leden. Dat strookt met het gangbare beeld dat de betekenis van het Genootschap minder lag in het produ ceren van nieuwe kennis, maar des te meer in het populariseren en breder ver spreiden ervan. Kinderen als Pieter Pous toonden zich actieve en productieve deelnemers in de wereld van nieuwe kennis: ze discussieerden over boeken, bezochten genoot schapsavonden, vertaalden fysicotheologische gedichten. Werkten de jeugdboe ken deze activiteit en eigengereidheid in de hand? En was dat soort jeugdige ac tiviteit en creativiteit in Zeeland misschien zelfs wel extra urgent - juist nu de sleutelpositie van Zeeland niet meer vanzelfsprekend was, en de internationale handel erg onder druk lag? Hoe uniek de wisselwerking tussen de jeugdige leescultuur en de genootschap pelijkheid was voor Zeeland, laat zich moeilijk vaststellen. Genootschappen kwa- Feike Dietz 159

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 161