microscopisten.12 Hoewel mijn artikel kan bouwen op inzichten uit bovengenoem de publicaties, stelt het andere vragen. In navolging van ontwikkelingen op het vlak van de wetenschapsgeschiedenis bestudeert het hoe natuurhistorie in de praktijk bedreven werd. Deze nadruk op 'praktijken' dient enerzijds om te begrijpen welke betekenissen deze natuurvorsers toedichtten aan hun onderzoek en anderzijds om ook de kringen om hen heen beter in beeld te krijgen.13 Allereerst wordt het genoot schapsleven van dit drietal in kaart gebracht om hen te kunnen plaatsen in een soci ale gemeenschap die bepaalde idealen over het vergaren en verspreiden van kennis voorstond. Vervolgens worden hun dagelijkse onderzoekspraktijken beschreven: van hun struintochten langs de Zeeuwse kusten tot aan de experimenten die zij met aquatische flora en fauna uitvoerden in eigen huis en tuin waarin grondige, precieze en herhaaldelijke observatie onontbeerlijk was. Het laatste deel bespreekt hoe hun bevindingen werden geformaliseerd in woord en beeld en aanzet boden tot nadere discussie in bredere kring. Hiermee worden deze studies naar Zeeuws zee- en waterleven gesitueerd in bredere ontwikkelingen in het achttiende-eeuwse natuuronderzoek en in een cultuurhistorische context geplaatst. Het genootschapsleven van Baster, Bomme en Slabber Zoals Fournier al opmerkte in haar studie van dit drietal Zeeuwse natuurvorsers zijn er goede redenen om hen in samenhang te bestuderen.14 Ten eerste trad ieder van hen in dezelfde zomer van 1768 toe tot het Zeeuws Genootschap.15 Zij interes seerden zich voor een vergelijkbaar veld van studie, namelijk de onderwaterwereld, en hanteerden soortgelijke onderzoeksmethodes en -principes. Ze stuurden elkaar zo nu en dan brieven met nieuwe bevindingen en zochten elkaar bij tijd en wijle op.16 Enig verschil was er ook. Zo was Baster de enige die promoveerde aan de uni versiteit. Geboren in een voorname Zierikzeese familie volgde hij na het doorlopen van de Latijnse school in Rotterdam een studie medicijnen in Leiden.17 Daar kwam hij in aanraking met geleerden zoals Herman Boerhaave en Carl Linnaeus. Na zijn i64 De Zeeuwse kust: Achttiende-eeuwse studies naar aquatische flora en fauna 12 M. Fournier, Drie Zeeuwse Microscopisten. In: Archief, nr. 131, 1987, 171. 13 Zie bijvoorbeeld: P. Smith en B. Schmidt, Making Knowledge in Early Modern Europe: Practi ces, Objects, and Texts, 1400 -1800. Chicago, 2008. 14 M. Fournier, Drie Zeeuwse Microscopisten. In: Archief, nr. 131, 1987, 171. 15 Zie de ledenlijsten in het archief van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschap pen (KZGW), inv.nr. 121. Het Zeeuws Archief te Middelburg beheert het archief van het KZGW. 16 W.S.S. van Benthem Jutting, Leendert Bomme 1727-1778, een 18-de eeuwse bioloog te Middel burg. In: Archief, nr. 113, 1969, 22. 17 H. Uil, Job Baster (1711-1775), een Zierikzeese geleerde. In: Stad en Lande, nr. 48, 2011, 17-19.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 166