Struinen langs de kust Bomme ging op verkenning op zijn eigen landgoed Burgvliet in Oostkapelle en vond daar, zoals hij in de Verhandelingen van het Genootschap beschrijft, in een plas enkele zoetwaterpoliepen die hij aan uitvoerige studie onderwierp. Bomme en Slabber wandelden geregeld vanuit Burgvliet naar het strand om zeedieren te verzamelen. Wonend aan de haven in Zierikzee kon Baster op zijn beurt de zee wezens die hem zo fascineerden van nabij bestuderen. In zijn serie van de Natuur kundige uitspanningen geeft hij een uniek inzicht in zijn dagelijkse veldwerk en onderzoekspraktijken, waaruit men kan reconstrueren waar en hoe hij zijn kennis van waterwezens vergaarde. Zo maakte hij tijdens alle seizoenen strandwandelin gen aan de kusten van het eiland Schouwen. Hij bestudeerde ook waterwezens die niet in zee leefden, maar in het dijkwater bij zijn stad, of in zoute of brakke kreken, slikken en schorren. Daarnaast kwam hij in de verschillende schutsluizen op het eiland een grote rijkdom aan soorten tegen. Door precies te benoemen waar, en vaak ook met wie en wanneer, ze een bepaalde soort hadden gezien konden Bas- ter, Bomme en Slabber een hogere mate van geloofwaardigheid aan hun getuige nissen verlenen. Dit komt overeen met de historiografische karakterschets van de achttiende-eeuwse kenners van de natuur, die de specificiteit van hun relatie tot het onderwerp van studie benadrukten in plaats van deze weg te laten.33 Hoewel het zee- en waterleven alomtegenwoordig was, was Baster zich ervan bewust dat een deel van het waterleven voor hem verborgen bleef. Zo repte hij bijvoorbeeld over de planten die volgens 'duikelaars' op de dieper gelegen bodem van de zee groeiden. Deze zogenaamde 'duikelaars' werden door Europese han delaars ingehuurd om schatten en andere kostbaarheden uit gezonken schepen op te diepen. Dit was een ingewikkelde onderneming - niet in het minst omdat men soms gevaar liep te worden verslonden door haaien, zoals de Middelburgsche Courant in 1772 berichtte over de perikelen van een Frans schip.34 Ook waren de methodes niet altijd even toereikend. In zijn natuurkundig lesboek wijdde de Britse natuurfilosoof Johannes Theophilus Desaguliers (1683-1744), met name geïnteresseerd in de praktische implicaties van natuurwetten, enige bladzijdes aan 'de kunst van het duikelen' waarbij hij de natuurkundige eigenschappen van belvormige glazen behandelt en uitlegt hoe men voor langere tijd onder water 168 De Zeeuwse kust: Achttiende-eeuwse studies naar aquatische flora en fauna 33 D. Phillips, Acolytes of Nature. Defining Natural Science in Germany, 1770-1850. Chicago, 2012, 34. 34 Middelburgsche Courant, no. 102, 25 augustus 1772, gedrukt door J.J. Callenfels, verso.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 170