In deze tweede, wetenschapshistorische, benadering lag de nadruk traditi oneel nog sterker op de grote wetenschappelijke genootschappen als de Royal Society, de Académie des sciences en de Berlijnse, Petersburgse, Zweedse, Itali aanse, en Nederlandse genootschappen die nauw met de staat verbonden waren.8 McClellan rekent het Zeeuws Genootschap in zijn vroege ontwikkelingsfase (tot 1800) tot de formele wetenschappelijke academies van Europees niveau, samen met de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen in Haarlem, het Batavi- aasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, het Bataafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte in Rotterdam en het Provinciaal Utrecht- sch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Volgens McClellan vormde deze categorie van genootschappen een hiërarchisch georiënteerd maar infor meel Europees netwerk waarin ideeën en publicaties werden uitgewisseld en dubbellidmaatschappen onderlinge samenwerking makkelijker maakten. Deze classificatie is problematisch omdat McClellan tussen algemene genootschappen en de specifiek wetenschappelijke genootschappen een te krachtig onderscheid aanbrengt dat botst met de activiteiten van veel wetenschappelijke genootschap pen die, evenals ook het Zeeuws Genootschap, juist een encyclopedisch ideaal nastreefden. Het is tegelijk opmerkelijk dat ondanks McClellans classificatie het Zeeuws Genootschap weinig tot geen aandacht van de wetenschapshistorici heeft gekregen, terwijl dat bijvoorbeeld wel geldt voor twee andere Middelburgse ge nootschappen, die McClellan overigens niet kende: het Natuurkundig Gezelschap (1780) en zijn pendant, het Natuurkundig Genootschap der Dames (1785).9 Vooral op basis van het laatste voorbeeld hebben Jacob en Sturkenboom een model ontwikkeld dat goed aansluit bij de wetenschapshistorische interpreta tietraditie en dat ook voor het Zeeuws Genootschap relevant lijkt: het idee dat dergelijke genootschappen niet per se een rol vervulden in de productie van nieuwe wetenschappelijke inzichten, maar zich ook (deels) konden richten op 'de domesticatie van de wetenschap': het populariseren van het nieuwe (natuur-) wetenschappelijke denken in bredere sociale (zij het nog steeds elitaire) kring. Interessant genoeg maakt dit idee van 'wetenschapsdomesticatie' het ook moge lijk het voortleven van veel genootschappen te volgen lang na hun zogenaamde 16 INLEIDING 8 McClellan, Science Reorganized, passim. 9 H. Zuidervaart, Van 'Konstgenoten' en hemelse fenomenen. Nederlandse sterrenkunde in de achttiende eeuw. Rotterdam, 1999 en meer publicaties van deze auteur. M. Jacob en D. Sturken boom, A Women's Scientific Society in the West: the Late Eighteenth-Century Assimilation of Science. In: Isis, 94/2, 2003, 217-252.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 18