De Vlissingse burgemeester Johannes
Mauritz (1724-1796): aanstichter van
het naturaliënkabinet van het Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen?
Huib J. Zuidervaart
In juni 2019 is het 250-jarig bestaan van het Koninklijk Zeeuwsch Genoot
schap der Wetenschappen gevierd. Tijdens deze jubileumbijeenkomst is een
prachtig uitgevoerd boek gepresenteerd gewijd aan de verzamelingen van het
Genootschap, samengesteld door Katie Heyning, Veronica Frenks en Marianne
Gossije.1 Met dat boek heeft de verzamelgeschiedenis van het Genootschap ein
delijk de aandacht gekregen die het alleszins verdient. Zoals uit dit boek blijkt
begint het Genootschap vanaf het prille begin met het aanleggen van verzamelin
gen. Zoals bij alle geleerde genootschappen in die tijd ging het in die beginjaren
vooral om het bijeenbrengen van materiële kennisdragers van er in de wereld zoal
te vinden was. Pas in de late negentiende eeuw zou het Genootschap zich bij zijn
collectievorming specifiek op Zeeland richten.
Vanaf 1771 is er ook sprake van een natuurhistorische collectie, nadat in juni
van dat jaar de Vlissingse burgemeester Johannes Mauritz zich aandiende bij se
cretaris Justus Tjeenk met 'een fraaije en vrij aenmerkelijke collectie van eenige
dieren in liquor, mineralien en petri facta' (ofwel fossielen). Dit in het vertrouwen
dat deze schenking 'het genootschap niet onaangenaam zoude weezen' en alles
183
1 C.E. Heyning, met medewerking van V. Frenks en M. Gossije, Van Wijs en Waan. 250 jaar ver
zamelen Zeeuws Genootschap 1769-2019. Zwolle, 2019. Zie ook: H.J. Zuidervaart, Het Kabinet
der Natuurlijke Zeldzaamheden van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen gedu
rende het tijdvak 1771-1869. In: B.C. Sliggers M.H. Besselink (red.), Het verdwenen museum.
Natuurhistorische verzamelingen 1750-1850. Blaricum, Haarlem, 2002, 155-174 en J.C. Dekker,
Van zwervend goed tot erfgoed. De oudste verzameling van het Zeeuws Genootschap in een
nieuw perspectief. In: Zeeland. 11:4, 2002, 144-151.