186 De Vlissingse burgemeester Johannes Mauritz (1724-1796) waerin de wijsheid en grootheid van den Schepper op het luisterrijkst worden ten toon gespreijt. Men sprak dan ook de wens uit dat anderen zijn voorbeeld zouden volgen, zodat het Genootschap 'allengskens in het bezit' zou komen van een 'Ca binet van Naturalia waardoor ook die tak der geleerdheid meer en meer mooge worden uitgebreid!6 Kortom, een verzameling met naturalia tot stand brengen was hiermee duidelijk een van de ambities van het Genootschap geworden. Naturalia en artificialia Al vanaf het prille begin van de handelscontacten met gebieden overzee zijn er in Europa zeldzaamheden uit natuur en cultuur bijeengebracht in zogenaamde 'rari teitenkabinetten! ook wel aangeduid als Kunst- und Wunderkammer. Doorgaans waren dat kenniscentra verbonden met vorstelijke hoven of rijke kooplieden. Ook in Zeeland waren er al in het begin van de zeventiende eeuw verzamelaars van dergelijke zeldzaamheden uit de drie rijken der natuur.7 En daar bleef het niet bij. Ook producten van etnografische aard konden in deze koopmanscollecties wor den aangetroffen. Het gegeven dat burgemeester Mauritz kon beschikken over een 'vrij aenmerkelijke collectie' van 'dieren in liquor, mineralien en petri facta' is op zichzelf al een bewijs dat rijke Zeeuwen dergelijke objecten verzamelden. Nieuw echter was het gegeven dat instituties zich over dergelijke collecties ontfermden.8 In Haarlem was bij de Hollandsche Maatschappij der Wetenschap pen ook al een dergelijk kabinet met naturaliën tot stand gekomen, een en ander vooral als gevolg van een omvangrijke schenking van de Amsterdamse burge meester en VOC-bewindhebber Gerard Arnout Hasselaer. Dankzij bewaard ge bleven correspondentie weten we dat Hasselaer al kort na de oprichting van de Maatschappij het voornemen had om een dergelijke schenking te doen. Nadat hij in 1755 verrast was met een zending naturalia afkomstig van Jacob Mossel, de 'Gouverneur generaal van Nederlandsch Indien, had Hasselaar aan Mossel voor gesteld diens 'rariteiten en zeldzaamheden van hoornen, schulpen, alsmede een getekende Chineesch Herbarius' door te sturen naar 'onze nieuwe Academie der 6 ZA, Archief KZGW, inv. nr. 3: notulenboek, fol. 139-140. Gedeeltelijke kopie in FA Mauritz, inv. nrs. 5152 5153. 7 H.J. Zuidervaart, Hun eigen venster op Gods schepping: Zeeuwse verzamelaars van zeldzaam heden in de zeventiende en achttiende eeuw. In: Zeeland 12, 2003, 81-87. 8 B.C. Sliggers, Van individu tot instituut. De opkomst van institutionele verzamelingen. In: Sliggers Besselink (red.), Het verdwenen museum, 7-18.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 188