Huib J. Zuidervaart deze bijdragen in dichtvorm gesteld. In tegenstelling van wat medestudenten vaak deden, te weten het verzamelen van inscripties van hoogleraren, zien we dat Johan Mauritz zijn leermeesters volkomen negeert. In het verzamelen van bijdragen is hij zeer consequent: Mauritz begeert vooral de handtekeningen van destijds bekende dichters en toneelschrijvers. Zo verzamelt hij in de zomer van 1751 bijdragen uit Haarlem van Pieter Langendijk (1683-1756) en Pieter Merkman (1699-1760), en treft hij in Amsterdam niet alleen de Duitse dichter en botanicus Johann Christian Cuno (1708-1783), maar ook zijn Nederlandse collega-dichters Sybrand Feitama (1694-1758), Lucas Pater (1707-1781), Jacob Lutkeman (f1782), Bernardus de Bosch (1709-1786), Nicolaas Simon van Winter (1718-1795), Lucre- tia Wilhelmina van Merken (1721-1789) en Sara Maria van der Wilp (1716-1803). Veel van deze letterkundigen kwamen nagenoeg dagelijks bijeen in de boekwin kel van de energieke Amsterdamse uitgever en mededichter Pieter Meijer (1718 1781), en ook die ontbreekt dus niet in Mauritz' album.16 189 Album amicorum van Johannes Mauritz, 1750-1768. Gemeentearchief Vlissingen, FA Mauritz, inv. nr. 5149. 16 M. de Vries, Pieter Meijer (1718-1781), een uitgever als instituut. In: Mededelingen van de Stich ting Jacob Campo Weyerman 28, 2005, 81-98.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 191