Huib J. Zuidervaart van stadssecretaris Jacob Clijver (1695-1763) en Elisabeth d'Ailly. Met een broer van de bruid, Everardus Clijver (1729-1802), had Johannes in Leiden gestudeerd. Deze was raad en schepen en zou in 1764 burgemeester van de stad worden. Een jongere broer, Pieter Jacob Clijver (1743-1819), was dokmeester van Vlissingen en zou eveneens meermalen burgemeester van de stad worden. Zeker zo belangrijk waren Mauritz' nieuwe zwagers: Anthony Pieter van Dishoeck (1709-1767), ge huwd met Dina Jacoba Clijver (1725-1798), en Lucas Frederik Schorer (1723-1771), gedeputeerde vanwege Vlissingen in de Generaliteits Rekenkamer, gehuwd met Willemina Clijver (1735-1795). Met dit huwelijk was Mauritz' positie binnen de Vlissingse elite veilig gesteld.23 Immers, in de achttiende-eeuwse samenleving wa ren patronageverhoudingen binnen de regerende klasse allesbepalend.24 Dan, in december 1762, sterft broer Bernard Mauritz zeer onverwacht, waar mee het lucratieve ambt van rentmeester van de stadhouderlijke domeinen te Vlissingen vrijkomt. Johannes Mauritz aarzelt geen moment. Veertien dagen later is hij al in plaats van zijn broer aangesteld, en ook diens woonhuis neemt hij later over. Alleen Bernards speelhof gelegen aan de stadssingel en diens koetsen met 'twee schoone paarden' worden publiek verkocht.25 Verder gaat het leven gewoon door. Wanneer in 1766 stadhouder Willem V op zijn beurt wordt ingehuldigd als Markies van Vlissingen en Veere, dan zorgt Johannes Mauritz er voor dat het Mauritzhuis opnieuw opvalt door een barokke illuminatie. In zijn beschrijving van de feestelijkheden geeft predikant Jona Willem te Water een uitgebreide beschrijving van deze 'met levendige verwen' geschilderde ereboog, hoewel die wel iets bescheidener was dan degene uit 1751.26 De nieuwe boog was overigens slechts half zo breed als de oude en ook soberder qua uitvoering. Volgens Te Wa- 193 23 Dit in tegenstelling tot de ongestudeerde Willem Mauritz (1714-1782), een broer van Bernard en Johannes Mauritz, die in 1759 te Vlissingen in het huwelijk trad met de uit Middelburg afkomstige Jacoba de Keulenaar (1735-1818), dochter van Jan de Keulenaar, weesvader van een school in de Brakstraat en Apollonia Musch. Zij kregen drie kinderen, van wie slechts een dochter (Geertruid Maria) de volwassenheid bereikte. Als weduwe was Jacoba de Keulenaar van 1777-1805 te Vlissingen werkzaam als collectrice van de belastingen op het gemaal. Naar het zich laat aanzien hebben de broers Willem en Johannes na het overlijden van hun broer Bernard geen - of slechts minimaal - contact onderhouden. 24 Vgl. L. Kooijmans, Vriendschap en de kunst van het overleven in de zeventiende en achttiende eeuw. Amsterdam, 1997. 25 Amsterdamse courant, 13 januari 1763; Middelburgsche courant, 4 januari 1763; 15 19 maart 1763. 26 J.W. te Water, Plechtige inhuldiging van Willem den vyfden als Erf-heer van Vlissingen. Middelburg, 1767, 86. Zie voor het niet uitgevoerde ontwerp. Rijksprentenkabinet Amsterdam, objectnr. RP-T-00-3696.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 2019 | | pagina 195